DE FAAM
29 januari 2003
Weekkrant voor Walcheren
Bei Cok werd gered
door' Yersekese vissersKRUININGEN - Eigenlijk is hij zijn dorp maar twee keer uitgeweest. Voor het eerst in de oorlog, toen de Duitsers hem tewerkstelden. En een paar jaar later was het het water dat hem dwong zijn vertrouwde omgeving te verlaten. Kruininger Bei Cok (83) herinnert zich de gebeurtenissen rondom watersnoodramp nog heel precies.
Bei Cok woonde in het begin van 1953 in een nieuwbouwhuis in de Slotstraat. Hij was net twee jaar getrouwd, zijn vrouw Tan in verwachting van hun eerste kind. „In de nacht van 31 januari op 1 februari waaide het verschrikkelijk hard", weet hij nog goed. Hij werd zo rond een uur of vier wakker omdat de torenklokken luidden. „De brandweer riep dat iedereen met een schop naar de dijk bij de Veerhaven moest komen." Cok trok zijn kleren aan en stapte op zijn fiets. Halverwege keerde hij om, toen dorpsgenoten vertelden dat de situatie bij de Veerhaven uit de hand aan het lopen was. Het water kwam eraan. „Ik ging vlug kijken of mijn moeder al wakker was, die woonde op de Zandweg. Maar eerst nog even gestopt bij mijn vrouw, gezegd dat ze nog wat spullen op de bovenste boorden van de kasten moest zetten." In het dorp dacht iedereen nog dat het water niet hoger zou komen dan de dertig, veertig centimeter van tijdens de inundatie.
Het water bleef stijgen; tot de ramen sprongen. „De kolenkachel bluste uit met een geweldige stoomwolk en het licht ging uit. Toen moesten we zo snel mogelijk naar boven. Drijfnat waren we natuurlijk en toch probeerde ik het één en ander mee te nemen".
Het was inmiddels half zes en nog steeds donker. Cok en zijn vrouw zaten op zolder. „Het water bleef stijgen en we konden allerlei drijvende dingen tegen het plafond aan horen klotsen.
Aan de traptreden zagen we dat het water tot op één trede van boven gekomen was. Toen het licht werd, rond een uur of acht, stond het water nog vijf centimeter van de bovenkant van de zolder af. Door het raam kijkend zag je van alles voorbijdrijven, er was een sterke stroom en harde wind. Houten zijwanden van boerenschuren, balken„ stapels hooi. En je hoorde mensen naar buren roepen om te vragen hoe het ging". Ook klonk er een 'getimmer'. „Later bleek dat mensen verderop in de straat af bezig waren gaten in het dak te slaan. Het water overstroomde de zolders en alleen op de nok van het dak zat je hoger."
De eb bracht het waterniveau terug tot iets meer dan een meter. Sommige plekken in het dorp waren droog, maar de Slotstraat was ontoegankelijk. „En, wat we nooit voor mogelijk hadden gehouden, 's middags kwam het water nog hoger dan 's morgens." Rond drie uur was het water bij de bovenste traptrede. Vissers uit Yerseke voeren door het dorp om zijn gevangen bewoners te bevrijden. Ook Bei en Tan Cok vonden een plaatsje.
Evacués werden opgevangen in de hoogstgelegen huizen rond de Markt. „De volgende ochtend was het daar droog en een drukte van belang. Iedereen informeerde naar kennissen en familie". Uit de gesprekken bleek al vlug dat er heel veel mensen verdronken waren. „Je zag de vreemdste taferelen", herinnert Cok zich. „Er stonden koeien op de muziektent. Kadavers van dieren werden afgevoerd.
Iedereen moest van het dorp weg en dat kon alleen maar via de Rijksweg, die bij eb maar een paar uur droog was." Bei en Tan Cok werden gehuisvest in Kapelle. Het gezin, uitgebreid met oudste dochter Els, kon pas in oktober 1953 terugkeren naar hun woning.