Volkscultuur Magazine op het web

Van Driekusman naar Fûck

De schokgolf die Normaal in de Nederlandse muziekwereld veroorzaakte - met stevige muziek (rock) en aansprekende teksten (in dialect), op het juiste moment (hemelvaartsdag 1975) en een geschikte plek (het openluchttheater in Lochem) - opende de ogen van veel andere muziekgroepen. Het bleek mogelijk om zingend in dialect de top tien te bereiken. Nog steeds imiteren bandjes uit heel Nederland de rockgroep, al dan niet in het eigen dialect. Toch was de Achterhoekse band niet de eerste die zich in streektaal manifesteerde. In de eerste helft van de twintigste eeuw exploiteerde Jan van Riemsdijk1) al zingend het Veluws dialect en bij de gevestigde carnavalsverenigingen in Limburg zong men in die tijd ook vastenavondliedjes in de streektaal.

De kort na de Tweede Wereldoorlog opgerichte regionale radio-omroepen veroorzaakten de eerste opleving die eigenlijk in de jaren vijftig plaatsvond. Daarbij ontstegen sommige zangers zelfs aan de eigen omgeving. De Limburgers Harry Bordon, (Wie sjoen os Limburg is) en Frits Rademacher (’t Huikske) waren regelmatig voor de KRO-radio te horen en de Grunneger Minstreels verschenen voor de NCRV-televisie.
Na 1960 liep de populariteit terug. Enerzijds door de opkomst van de popmuziek uit Engeland en Amerika, maar vooral door de gedachte dat ‘netjes spreken’ het volk op een hoger plan zou brengen. Voor de radio werden regionale accenten geweerd en slechts bij de KRO viel nog wel eens een zachte g te beluisteren.

Tegen de millenniumwisseling vielen die bezwaren weg. Dialect kreeg in reclames een degelijke en betrouwbare lading en mede door de muziek van groepen als De Kast, Skik, Rowwen Hèze en Twarres leefde de streektaalmuziek weer op. De groei zit er nog steeds in. Op mijn website, Streektaalmuziek in Nederland2), noteer ik aan de hand van publicaties op internet en in tijdschriften een toename van circa één artiest dan wel groep per dag.
Volgens sommigen is deze muziekvorm zo populair omdat het maken van een cd eenvoudig en goedkoop is. Die voorstelling van zaken is te simpel. Je moet immers al in het dialect zingen voor je een streektaal-cd kunt maken.

Streektaalzang

Ondanks de teloorgang van het dialect als spreektaal verschenen er nog nooit zoveel publicaties in streektaal. Ongetwijfeld lift de streektaalzang mee met die ‘dialectrenaissance’ maar er zijn meer oorzaken.

Allereerst kent Nederland geen eigen volksmuziektraditie3). Er bestaan weliswaar traditionele dansen - zelfs met dialectteksten zoals de Driekusman - maar er zijn weinig Nederlanders die daarin een eigen traditie herkennen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Ierland, Scandinavië en de Balkan waar de traditionele muziek een eigen klank kent. Muzikanten die, mede onder invloed van de globalisering, op zoek zijn naar een eigen geluid, kunnen in Nederland dus niet bij ‘eigen muziek’ terecht maar vaak wel bij een eigen dialect.

Een tweede factor speelt bij het schrijven van de liedteksten. Een fraai lied berust vaak op een goed idee maar daarna start pas het echte karwei. De uitwerking is tijdrovend. Hans van der Lijke, liedkunstenaar uit Groningen, noemt dat proces zelfs een ambacht. Waar verhalenschrijvers vaak nog ruimte hebben om een term nader te verklaren, is het bij liedschrijvers vaak woekeren met woorden op de vierkante centimeter. Het dialect helpt daarbij omdat het veel variatie en nuances kent. De - vaak zeer oude - streektalen ondervonden immers veel minder invloed van de taalnormering. Iemand die met dialect is opgegroeid, kent woorden die niet exact in het ABN zijn te vertalen. Liedjesmakers die teruggrijpen naar het dialect, zeggen dan ook vaak dat ze de dingen beter kunnen beschrijven en dat de liedjes dichter bij hun gevoel liggen.

Het is gemakkelijker om een liedje te schrijven zonder woordenboek. Bij Engelse teksten is dat vaak wel een noodzaak. Veel tekstschrijvers waagden juist daarom de sprong van het Engels direct naar de streektaal.

Bij de popularisering van muziek spelen goede voorbeelden een belangrijke rol. Airplay (het aantal keren dat een nummer te horen is) stimuleert. In provincies waar de regionale omroepen dagelijks een programma met streektaalmuziek uitzenden (Limburg, Friesland en Groningen), is het aantal streektaalartiesten (gerelateerd aan het aantal inwoners) het hoogst4). Of dat een gevolg is van deze radioprogramma’s5) is niet helemaal duidelijk maar als het praktisch gebruik van de streektaal bepalend is, zou de provincie Drenthe in deze rangorde vòòr Groningen moeten eindigen.

Carnavalsmuziek

Binnen de streektaalmuziek neemt het carnaval een speciale plaats in. Vooral in Limburg bestaat er geen scherpe grens tussen carnavals- en dialectmuziek. Veel zangers bewegen zich in beide circuits. De populariteit van de dialectmuziek in Limburg6) komt daar mede uit voort. Elke stad en zichzelf respecterend dorp organiseert wel een carnavalsliedjeswedstrijd. De regionale kranten promoten die wedstrijden en de regionale omroep, L1, zendt de finale (Limburgs Vastelaovesleedjes Konkoer) rechtstreeks op de televisie uit. De kaping van het carnavalslied door de ‘Hollandse’ muziekindustrie leverde in 1976 zelfs de aanzet voor die wedstrijd. Zo bezien hebben liedjes als Ik heb worstjes op mijn borstjes van Ria Valk bijgedragen aan het hervinden van de Limburgstalige muziekcultuur.

Hoewel in veel dorpen en steden in Noord-Brabant ook carnaval wordt gevierd, klinkt daar niet altijd het authentieke dialect. In Den Bosch treden jaarlijks tientallen groepen op in het Oeteldonks tijdens het Kwèkfestijn. De feestvierders zingen en spreken dit pseudodialect slechts bij die gelegenheid. Toch leverde het evenement winnaars op die in het ‘reguliere’ dialectcircuit verder zongen, zoals de Kleinkeinder7).

De animo voor deelname aan streektaalzangwedstrijden - buiten het carnaval - loopt wat terug, maar in Friesland, Drenthe, Zeeland en Noord-Brabant leverden die evenementen vrijwel steeds nieuwe artiesten op.

Streektaal in alle muziekgenres

Nederland kent, zoals gezegd, geen eigen traditionele muziek. De keerzijde daarvan is echter wel dat je streektaalteksten terugvindt in vrijwel alle muziekgenres. Onder de beoefenaars kom je veel zangers (wat minder zangeressen) met gitaar tegen en er valt veel blues en country te beluisteren maar er klinkt ook jazz en klassieke muziek. Het aantal streektaalartiesten met een conservatoriumopleiding groeit eveneens.
De gedachte dat streektaalzang slechts van en voor ouderen is, blijkt een mythe. Steeds vaker hoor je nieuwerwetse muziek als hiphop en metal. Daarmee laten jongeren horen dat ze trots zijn op hun eigen dialect. De jonge hardrockgroep Fûck8) zingt in het Zeeuws en accentueert de eigen identiteit zelfs met een speciaal ‘dakje’ op een bijzonder eigentijdse naam.

Joop van den Bremen

Noten


Deze pagina is bijgewerkt op