Brabants op het web

Cor Swanenberg

'De Ploegadoers'
en 'T'örgel en T'ouwoer'

In 1970 traden de broers Martien en Piet Grilis en Gerard Schalkx voor het eerst op als 'De Ploegadoers' tijdens het carnaval. De naam is afgeleid van Stichting De Ploegers, de overkoepelende carnavalsinstantie in Liempde. Ze oefenden voor het eerst bij Piet voor de open haard en traden daags erna meteen op tijdens de eerste zittingsavond. De bezetting veranderde met de tijd; Gerard viel af als actieve muzikant, maar bleef op afstand wel betrokken bij de groep. (Hij werd later zelfs benoemd tot Ere-Ploegadoer.) Het aantal muzikanten van de groep verdubbelde geleidelijk aan.
Wie de Liempdse volksmuziekgroep ooit meegemaakt heeft, zal de vrolijke vertolking van Brabantse liedjes zo op het netvlies kunnen terughalen. Onvergetelijk zijn hun bijdragen aan bijvoorbeeld de Berlicumse 'Brabantse Avonden'. Het is daar voorgekomen dat het zestal van toen (Ger van Aalst, Ad Braken, de gebroeders Grilis, Hans van Laarhoven en Johan Schoenmakers) na de officiële voorstelling in de zaal onder leiding van Piet nog een extra sessie gaf in het cafégedeelte van de 'Gouden Leeuw', waarbij een tafel en het biljart als podium dienden. Aan de sluitingstijd van die dagen had men geen boodschap en de groep straalde zoveel aanstekelijk plezier uit dat niemand meer naar huis wilde. Eigenlijk ongelooflijk dat zo'n 'samengeraapt' gezelschap (een leraar Nederlands, een docent wiskunde, een computerdeskundige, een bouwvakker, een houthakker en een vrije kunstenaar) zo'n onvergetelijke sfeer kon creëren.
Toen er in 1980 plannen rezen om met 'De Ploegadoers' een langspeelplaat te gaan maken, waren er veel mensen die eraan twijfelden of dat wel zo succesvol zou kunnen zijn. Er ging immers zoveel van de performance verloren, als je alleen de liedjes op plaat zette. De twijfelaars kregen ongelijk, al waren hun bedenkingen begrijpelijk. Zonder de onnavolgbare presentatie van wijlen Piet Grilis en de hilarische acts tussen en tijdens de liedjes was de groep zeker niet optimaal terug te horen, maar het moet gezegd dat Cees van Zijl en Wim Pulles van 'Crossroad' in 1981 toch kans zagen veel van de sfeer van de ploeg te vangen tijdens de opnamen in Oss.

Op de eerste 'Ploegaplaat' Dè is de kunst kwamen twaalf liedjes terecht, waarvan de meeste via mondelinge overlevering zijn opgetekend. (Verscheidene liederen uit het repertoire heeft Harrie Franken opgenomen in zijn latere boek Liederen en dansen uit de Kempen en sommige zijn ook op de plaat gezet door 'Ut Muziek', de muziekgroep van Franken.) Prachtig zijn de uitvoeringen van Gabriëlle, de Bierbroederkes, D'n oei, oei, oei, D'n himmel is d'n onze en het titellied Dè is de kunst. Voor Het bloedige moordverhaal van Pyramus en Thisbe heeft de hoes zelfs een ingebouwd beeldverhaal op draaischijf meegekregen! Opvallend is het dat er traditionele Brabantse en Nederlandse liedjes op de eerste lp van 'De Ploegadoers' staan.
In 1984 verscheen een tweede langspeler van de Liempdse groep, Dè kan nie, waarbij meteen opviel dat er nu zeven Ploegadoers waren: Jos Vervoort was toegetreden. Deze keer kwamen er dertien liederen op de zwarte schijf en de formule bleef hetzelfde, maar het aantal Nederlandse liedjes was gereduceerd tot twee. Mooie vertolkingen van 't Mager snijerke, De Schooier, 'n Aauw welke, De rokenden boer en Dè kan nie zijn er te beluisteren op de lp Dè kan nie. De teksten van het stapellied 'n Aauw welke en van De rokenden boer zijn van wijlen Martien Grilis, die ook een deel van de tekst van het titellied schreef. Bijzonder is het dat er bij de lp's naast de liedteksten ook een nauwkeurige verantwoording en documentatie van de liedjes is gegeven door Hans van Laarhoven en Johan Schoenmakers.

'De Ploegadoers' staan in de herinnering als een oergezellige muziekgroep die altijd leven in de brouwerij bracht. Dat kwam zeker niet in de laatste plaats door hun 'voorman', het pure natuurtalent Piet Grilis, die de liedjes in sappig Brabants aan elkaar praatte. Zijn aankondigingen en verbindende teksten zaten altijd boordenvol humor. Van beroep was hij 'creatief metselaar', maar hij beschikte over een virtuoze muzikaliteit, een bewonderenswaardige timing en dictie. Misschien is hij wel de meest onderschatte Brabantse artiest. Zijn verschijning op klompen, in mesjèsterse boks, wollen vestje, rooie zakdoek en vilt­hoed, stond garant voor grote hilariteit. Hij had een fenomenale feeling met zijn publiek. In 1996 verscheen de verzamel-cd De Ploegadoers bij GTP Records, waarop twintig liedjes staan die op de eerdere lp's waren opgenomen. In 1998 volgde bij dezelfde uitgever de cd Houdoe... De Ploegadoers, ook met twintig opnamen, waarvan velen niet eerder verschenen waren. Deze uitgaven kwamen tot stand toen de groep al niet meer optrad; op 9 juni 1990 hadden 'De Ploegadoers' bij hun twintigjarig bestaan hun laatste voorstelling in Liempde gegeven.
Terzelfdertijd traden Piet Grilis en Gerard Schalkx (Ploegadoers van het eerste uur) ook al als duo op. Gerard had bedankt na een drietal jaren met 'De Ploegadoers' meegespeeld te hebben en had zichzelf beloofd daar ooit terug te komen. Hij speelde gitaar, maar had zijn zinnen gezet op een draaiorgeltje. Het bleek niet eenvoudig zo'n muzikaal attribuut te bemachtigen. Er moest in Nederland toch iemand te vinden zijn, die zoiets zelf bouwde!
Allereerst kwam hij op het woonwagenkamp in Haarlem terecht. Ja, kopen kon hij er wel voor 12.000 gulden! Daarna kreeg Gerard contact met de familie Kelders uit Cuijk. Die verkocht niet alleen tweedehands onderdelen, maar ook nieuwe miniorgels van Hofbauer. Kosten minimaal 6000 gulden! Bij hen mocht Gerard wel orgeltjes fotograferen. Met die foto's, wat gegevens en tekeningen ging hij aan de slag onder leiding en met hulp van Jo en Christ v. d. Oetelaar (vader en zoon) uit Boxtel. Want inderdaad: op vijf, zes kilometer van Liempde viel Gerard opeens midden in de 'orgelboter'.
Beide Oetelaartjes waren dag en nacht met orgels bezig. Ze hadden nauwelijks scholing gehad, maar begeleidden Gerard als rechtgeaarde leermeesters. In vijftien jaar tijd bouwde hij zo in samenwerking drie orgeltjes. Op elk staat: "Gérard & Co".
Het was niet de bedoeling om oud-Hollandse deuntjes te gaan draaien; Gerard wilde zichzelf ermee begeleiden. De melodieën die hij daarvoor uiteindelijk ging gebruiken, kwamen hoofdzakelijk uit het Keulse Carnaval. Dat geldt ook voor het liedje Rebbel dat op cd bij dit nummer van Brabants staat.
In de tweede helft van de jaren tachtig ging Gerard steeds meer met Piet op pad onder de naam 'T'örgel en T'ouwoer'. Ze hadden met het zelfgebouwde draaiorgeltje veel succes. Piet had er toen trouwens ook al veel solo-optredens opzitten. Wat Piet veelal 'kromploegde' met zijn vermaarde moppen, moest Gerard 'rechtdraaien'. Dikwijls stond de orgeldraaier al te lachen voor de clou er was. Hij wist dat de hele tent binnen enkele seconden plat lag van het lachen.
In april 1992 kwam er een abrupt einde aan de samenwerking, doordat Piet in Portugal plotseling overleed.

'De Ploegadoers' zullen verder een sluimerend bestaan leiden. Elk jaar, op het feest van Onnozele Kinderen, houden ze nog een repetitie en sluiten ze de dag af met de dames. Na het onverwachte en veel te vroege overlijden van Martien en Piet wordt die traditie nog altijd voortgezet en uiteraard nodigt men daarbij de weduwen uit. Ondertussen heeft Peter Hendriks, neef en petekind van Piet en 'aspirant-Ploegadoer', de groep nieuw leven ingeblazen en sinds 2005 bestaat het gezelschap 'Wè Ploegadoers', dat bij bijzondere gelegenheden heel privé van zich laat horen.

Info cd's: Wim Pulles, 0412-625600
Info Gerard Schalkx: g.schalx@home.nl


Deze pagina is bijgewerkt op