2 oktober 2007
Het Brabants Dagblad op het web
'Vurkeur voor laacheswèrk in dialect'
Door Will Bax
BERLICUM - 'K'em 't op m'ne kluiter, is een West-Brabants gezegde. Het betekent: ik heb het op mijn borst, ik heb een verkoudheid opgelopen. As ge nouw oeuwe kwék nie houwt, krède ginne lèksteel (als je nu je mond niet houdt, krijg je geen zuurstok), werd gehoord op de Bossche kermis. Paneksters mee oefijzers is in Zegge een plaagantwoord op de vraag 'wat eten we vandaag?'.
Ook de nieuwe Brabantse Spreukenkalender 2008 staat bol van anekdotes, dooddoeners, gezegdes, gedichtjes, grapjes, liedjes, wetenswaardigheden, (jeugd)herinneringen, 'losse flodders' en spreekwoorden.
Met als extraatje een fragment uit Roemer Visschers Brabbeling (1614) en een deel uit het Manifest voor de Brabantse dialecten. Schrijver en verteller Cor Swanenberg uit Berlicum stelde, dit keer in samenwerking met zijn zoon Jos, de scheurkalender voor de negentiende keer samen. Nelleke de Laat, echtgenote van Swanenberg en beeldend kunstenaar, maakte de illustraties.
Het Brabants Bontje - het fictieve vlindertje dat vrolijk op de kartonnen kaft fladdert - staat symbool voor de gevarieerde inhoud. Vaak refereert de kalender aan het rijke roomse leven en het boerenleven van weleer.
Rode draad is de eigenheid van Brabant. Met een 'vurkeur vur laacheswèrk in het dialect en dinger in dialect, mar ge meug 't ok in Neederlands schrijve', doet Swanenbergs halverwege elke editie een oproep aan de lezer een bijdrage te leveren aan de volgende kalender.
Dat leverde afgelopen jaar veel respons op. Naast Brabanders uit alle windstreken van de provincie reageerden (oudere) emigranten uit Australië, Argentinië, Canada, Nieuw Zeeland, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten.
Swanenberg putte ook uit eigen werk en uit het oeuvre van Brabantse collega-schrijvers, zangers als Johan Biemans, Ivo van Dinther, Willem Iven, Jan Naaijkens, Nol van Roessel, en Jan Steenbergen.
De 94-jarige Cato Timmers-Van Hoof uit Middelbeers kwam met uitspraken op de proppen: tusse twee stoele in d'ase valle (achter het net vissen); ik stai nog in m'n aachterwèrk (ik loop nog achter op mijn werkschema); ik ben zi dempig es 'n spurriekoei (ik voel mij heel benauwd). De ruim zeventig jaar jongere Wendy Smits reageerde: 'ik vind het Brabants dialect het mooiste wat er is, al merk ik dat het bij veel leeftijdsgenoten ver weg is'. Zij attendeerde op het Mayse ( Madese) gezegde ik ben aflègges klaor (ik ben doodmoe).