11, Jaargang 3, nummer 3, oktober 2006
Brabants op het web
Joop van den Bremen
Spektakel zonder weerga?
Brabanders zijn bescheiden mensen. Althans, dat idee had zich in de loop van de tijd tussen mijn oren genesteld. Mijn kinderen die naar Brabant vertrokken en af en toe met verhalen terugkeerden, bevestigden het. Mijn verbazing was dan ook groot toen ik in het vorige nummer van dit tijdschrift een artikel over het Brabantse Dialectenfestival las. Daarin werd op zelfgenoegzame wijze over die tweejaarlijkse gebeurtenis in Lieshout geschreven. Daar is op zich niets mis mee. De zin ”Wie in het Nederlands taalgebied een vergelijkbaar festival kan noemen, mag zich bij de redactie van Brabants melden” was echter wel diep in arrogantie gedoopt. Dat gaf mijn Brabanderbeeld een flinke knauw en met de uitspraak van het bestuur in het festivalprogramma: “een spektakel dat zijn weerga in Nederland niet kent” was de deuk compleet.
Hoewel ik weet dat iedere vergelijking mank gaat, heb ik me toch maar bij de redactie gemeld. Want in Noord-Brabant wordt er weliswaar veul gespeuld en gezongen maar in andere provincies zit men ook niet stil. Zeker niet op plaatsen waar de streektaal echt leeft. Misschien is het goed om wat van die muzikale activiteiten te vergelijken.
Echte Friezen rekenen hun omgangstaal niet tot het Nederlands taalgebied en willen zeker niet dat anderen dat doen. Laat staan dat hun Fries tot dialect wordt gedegradeerd. Daarom mag het festival dat daar al zo’n dertig jaar wordt georganiseerd eigenlijk niet worden vergeleken. Maar omdat – misschien tot spijt van echte, nationalistische Friezen - Drachten wel in Nederland ligt, doe ik het toch. In die plaats wordt namelijk ieder jaar in september het Tsjochfestival gehouden dat een middag en avond duurt. Meer dan zestig artiesten treden er op en er is zelfs een wachtlijst omdat het aanbod te groot is. De artiesten, bij hen veel jongeren, maken muziek in zeer uiteenlopende stijlen. Hoewel niemand verplicht is Fries als zangtaal te gebruiken, doet meer dan negentig procent van de deelnemers dat wel. Net als in Lieshout is het er buitengewoon gezellig en vooral ‘s avonds erg druk. Alles speelt zich af in het theatercomplex 'De Lawei' waar de artiesten vrijwel continu op zes verschillende podia optreden.
Op ruim vijftien kilometer van de Brabantse grens heerst sinds 2000 ook festivalkoorts. De binnenstad van Venlo wentelt zich op de eerste zaterdag van september in de Naach van t Limburgs Leed. ‘s Middags is er al een optreden van enkele bekende artiesten in een verzorgingstehuis en met een paar publiekstrekkers op de Markt start ’s avonds het echte gewoel. De festivalgangers duiken vervolgens ruim twintig cafés, theaters en andere zaaltjes in. Tot diep in de nacht treden er zo’n dertig dialectartiesten op. Het festival kent sinds kort op dezelfde dag in Geleen zelfs een echte - zij het kleine - dependance. Bezoekers worden niet echt geteld maar Venlo trekt waarschijnlijk het meeste publiek van alle festivals. Net als in Lieshout zijn er nevenactiviteiten. Zo reikt de organiserende stichting jaarlijks de ING-prijs voor het Limburgse Leed uit. Ook verscheen er al een cd als hommage aan wijlen Frans Boermans. Deze tekstdichter werd buiten Venlo vooral bekend als schepper van 'Och was ik maar bij moeder thuis gebleven'.
Dan zijn er natuurlijk nog de vele zangwedstrijden in streektaal, vooral rond carnaval. Het Limburgs Vastelaovesleedjes Konkoer is ongetwijfeld het grootste spektakel. Dat krijgt steeds meer allure mede omdat de Limburgse omroep L1 de finale van het evenement rechtstreeks uitzendt. Hier tekent zich tevens het verschil af tussen de regionale omroepen in Limburg en Brabant. L1 steekt veel energie in de presentatie van de eigen cultuur terwijl Omroep Brabant zich vooral laat leiden door de vertrossende angst op verlies van imago.
Overigens is het Oeteldonkse Kwèkfestijn een van de grootste wedstrijden in ons land. Daar geldt misschien meer dan in Limburg: meedoen is belangrijker dan winnen maar Wim Kersten, 'Van Alles Wè' en 'De Kleinkeinder' hebben daar wel een groot deel van hun bekendheid aan te danken. Het afgelopen jaar waren er liefst vijfenzestig deelnemende groepen. Bij de authenticiteit van het gezongen dialect in Den Bosch kunnen echter wel wat kanttekeningen worden geplaatst.
Hoewel de in Groningen immens populaire Rooie Rinus en Pé Daalemmer ooit het liedje 'Carnaval in het Noorden' zongen, is daar in die contreien weinig van te merken. Toch is er volop streektaalactiviteit in de vorm van liedwedstrijden. In Leeuwarden vindt b.v. ieder najaar het festival Liet plaats met soms wel tachtig deelnemers. Enkele winnaars maakten zelfs buiten Friesland furore zoals 'Twarres', Nynke Laverman en Meindert Talma.
Daarmee is het overzicht verre van compleet. Maar deze kleine opsomming bewijst wel dat ook andere provincies ware spektakels kennen. Toch hoeven Brabanders zich voor Lieshout niet te schamen. Het Brabants Dialectenfestival behoort tot de omvangrijkste en heeft enkele zeer specifieke kenmerken. Het is het enige periodieke openluchtfestival waaraan uiteenlopende wedstrijden zijn gekoppeld. Het kent een thema met een speciaal lied en verhalenvertellers vinden er een plek. Op al die activiteiten mogen de organisatoren best trots zijn. Ech wel!
Dat is echter nog geen reden tot zelfgenoegzaamheid. Per slot van rekening telt Noord-Brabant bijna twee en half miljoen inwoners. Daarmee is de provincie na randstedelijk Holland de grootste qua inwonertal. Je kunt en mag er dus iets verwachten. Al geldt natuurlijk altijd: ge kunt nie hoger kakken as oew gat staot. Die waarheid noopt een ieder tot bescheidenheid; overigens ook de niet-Brabanders.