magazine
van folk tot
wereldmuziek
21 februari 2015
NEWfolkSOUNDS op het web
Bert Hadders – een muzikale veelvraat (2)
“Johnny Cash is een humane schrijver”
Vorig jaar verscheen zijn derde Groningstalige cd, De Bosklopper-tapes, met uiteenlopende muziekstijlen en vaak verrassende teksten. Het is weer een schijf met een getekende verpakking.
De tekening op De Bosklopper-tapes is van Peter Pontiac, de getalenteerde tekenaar die op 20 januari jl. is overleden. ”Ik wou de vorige keer Peter Pontiac ook al vragen,” bekent Hadders, “maar dat durfde ik niet zo goed. Nu dacht ik ‘doe het toch maar’. Daar ben ik erg blij mee. Ik ben een enorme fan van hem. Hij bleek hartstikke ziek te zijn. Het is ook een wonder dat hij dat nog doen wilde. Hij heeft die Bosklopper getekend zoals ik mij hem voorstelde.”
Gradus J. Bosklopper is een antropoloog die jaren geleden – als we het verhaal van Hadders volgen – verschillende Veenkoloniale liedjes op band heeft opgenomen. Bij de aanschaf van een oude bandrecorder kwam Hadders toevallig in het bezit van de banden en met die liedjes bouwde hij zijn nieuwe cd op, samen met zijn begeleiders ‘De Nozems’. “Ik heb daar veel lol aan gehad. Ik kon er natuurlijk geen punknummer opzetten. Dus dat is een zekere inkadering, maar het geeft ook een enorme vrijheid.”
Het meest opvallend nummer, Beloofde laand, staat in twee versies op de cd. “Ik zou uit mezelf nooit een religieus nummer schrijven. Religieuze mensen nemen gewoon aan dat het een religieus nummer is. Dat vind ik hartstikke mooi. Niet dat ik er iemand mee wil kwetsen. De ironie zit misschien in het zinnetje ‘Jezus is gain Sunt Nikloas’ maar dat heb ik letterlijk gehoord van een vrouw die tegen een ander zei ‘ja, maar je kunt ook even bidden’. Die ander zei ‘maar Jezus is geen Sinterklaas!’ Dus mensen gebruiken dergelijke uitdrukkingen.” In het lied hoor je Johnny Cash voorbijkomen. “Met zo’n simpel concept ‘boem sjekke boem sjekke boem’ dat je je dat zo eigen gemaakt hebt, dat iedereen direct zegt: ‘Johnny Cash’. Als ik wat van een andere artiest steel, zeg maar, dan probeer ik daar zo’n draai aan te geven dat je niet meer kunt horen waar het vandaan komt. Maar hier mag het er ook wel heel dik bovenop liggen. Ik ben een grote fan van Johnny Cash. Hij is een humane schrijver. Hij kijkt naar de mensen die aan de kant geschopt zijn. Ik schrijf ook wel over zuiplappen en hoe dat gaat, maar ik wil die mensen nooit stigmatiseren. Dat heeft ook met leeftijd te maken. Toen ik twintig was dacht ik daar totaal anders over. Bitterder en minder nuance. Dat vind ik wel mooi.”
In het eerste nummer op de schijf verschijnt een ‘femme fatale’. “Lola speelt zich af in het verleden, maar toch was het een verhaal dat een barkeepster me vertelde. Het verhaal was eigenlijk nog mooier dan het liedje.”
Hadders heeft medelijden met de gokkende hoofdrolspeelster in As Julio gait zingen. “Ik heb dat nooit begrepen. Het is echt een rare verslaving. Mensen komen vrolijk binnen, zitten daar soms de hele avond en gaan als wrak weer de deur uit; honderd euro lichter of zo. Ik vind het een stomme verslaving. Drank of drugs daar kan ik mij nog iets bij voorstellen. Daar heb je nog een effect van.”
Boem boem is een apocalyptisch rocknummer. “Ik kreeg steeds maar de vraag: ‘wanneer schrijf jij nou eens wat over die aardbevingen’. Alle Groninger streektaalzangers hebben dat al gedaan en meestal is dat allemaal heel tragisch. Ik dacht ‘ik zet de hakken in het zand’. Je moet er ook een beetje om kunnen lachen. Dus ik dacht ‘wat gebeurt er als iedereen geëvacueerd wordt omdat het hier uit de hand loopt en ik blief hier alleen achter’?” Hadders doet in het lied dingen die hij altijd graag had willen doen. “Ik wou altijd wel zonder dat ik een bekeuring kreeg met honderdtachtig over de A7 knallen. Zo heb ik een beetje verder gefantaseerd.”
Zijn Pekelder Waals is eigenlijk een Veenkoloniale wals. “Dat kan overal. De muzikant die past dat aan waar hij speelt. Dat is een beetje het zelfde gevoel dat ik vroeger bij Saturday Night van Herman Brood had. Als je dat midden in de week draait dan krijg je zo’n gevoel van zaterdagavond. Dan gaat het weer gebeuren als je jong bent.”
In Moak die mor nait drok komen optimistische gevoelens naar boven die, volgens Hadders, in de Veenkoloniën ongekend zijn. “Daar hebben ze het vroeger niet gemakkelijk gehad en tegenwoordig is het natuurlijk ook niet een van de meest bloeiende streken van Nederland.”
Vanoavend blifst bie mie is een heet liefdeslied. “Ik wou allerlei nummers schrijven, reggea’s en hardrock en dan kijken hoe dat ging met de taal. Wat ik ‘t mooiste vond is een beetje geile muziek maken, soulmuziek met slaapkamerachtige taferelen. Dat vond ik heel moeilijk, romantische taal. Maar hier vind ik dat het wel aardig gelukt is.”
Leste train noar Knoal is een countryrocknummer over een Veenkoloniaal in de grote stad. “Je hebt vaak van die jongens die een dag naar de stad gaan, een beetje van die clichédingen: het zijn allemaal buitenlanders, het verkeer is zo druk en ze waren agressief tegen mij. Maar dat is vaak omdat ze een beetje onbeholpen doen. De kroeg binnenstappen en denken dat het net zo gaat als in Oude Pekela. Maar dan loopt het net iets anders en hebben ze alweer een pak slaag te pakken. Of ze slaan er zelf op los. Nou ja, een plattelandsjongen verzuipt in de grote stad.”
t Is oorlog zee de kaizer is een napoleontisch anti-oorlogsblues. “Tweehonderd jaar geleden had je geen enkele politieke invloed. Dan kwam er weer een leger voorbij en dan waren die weer de baas. Je was altijd de lul. Ze stalen je varken, vergrepen zich aan je vrouw en jij moest het leger in of belasting betalen. Een half jaar later is er weer een ander leger. Dat komt van de andere kant maar het is precies het zelfde en je hebt er geen enkele invloed op.”
De afsluiter van de cd kent maar één woord tekst: Zündapp. “Ik wou dat ik een Zündapp had gehad, maar dat was veel te duur. Dus ik had zo’n damesbrommertje. Ik rij nou op een zware motor, maar als ik op een brommertje rij… dat is geweldig. Stel je voor: ik moest veertig kilometer heen en terug fietsen naar school en dan had ik ook nog een vriendinnetje in Stadskanaal. Ik fietste wat af en als je dan zestien bent en je mag opeens op een brommer!”
Het Zündappgevoel is deel van Hadders, net als zijn hoed. “Ik ben graag goed gekleed, maar eigenlijk is dat begonnen omdat ze me steeds verwarren met Joost Marsman van ‘Is Ook Schitterend’. Die woonde hier in Groningen en op een of ander manier leken we nogal op elkaar. Overal waar ik kwam zeiden ze ‘hé, Joost’. Daar had ik genoeg van. Ik dacht ‘ik zet n hoed op en laat mijn snor staan’. Sindsdien is het niet meer gebeurd.”
DISCOGRAFIE:
Over de badde (Platex 2010003, 2010)
De Coöperoazie (Platex 2012001, 2012)
De Bosklopper-tapes (Platex 2014001, 2014)
Joop van den Bremen