13 oktober 1994
Provinciale Zeeuwse Courant op het web
De taal van 't gevoel
van onze verslaggever
Ernst-Jan RozendaalBRESKENS/BROUWERSHAVEN - Zeeuws is de taal van het gevoel, Nederlands de taal van het verstand. Als de Bressiaanse zanger/conferencier Piet Brakman bij het timmeren 'op zijn duim jast' dan is het woordje dat hij eruit flapt puur dialect. Een schietgebedje gaat ook in het West-Zeeuws-vlaams. En als de vader van oud-burgemeester C. Slabbekoorn van Brouwershaven vroeger boos zijn kinderen naar bed stuurde, sprak hij het zuiverste dialect dat er bestond. „Je fleukens nut en in je nest, riep hij dan tegen ons. Daar is geen woord Spaans bij, zeggen ze wel eens, maar je kan net zo goed zeggen: Er is geen woord Hollands bij." Maar de kleren van zijn kinderen gingen uit.
Piet Brakman zingt liedjes in het Nederlands en in het Zeeuws. Hij groeide op in Oostdijk, woont tegenwoordig in Breskens en spreekt van huis uit West-Zeeuwsvlaams. Ruim 15 jaar geleden scoorde hij in Zeeland een hit van jewelste met 'Bresjes 17' het eerste nummer dat hij in dialect op de plaat zette. Sindsdien heeft hij het nog vier keer opgenomen.
Onbewust
Voor Brakman was het vanzelfsprekend om 'Bresjes 17' in het Zeeuws te zingen. „Het is heel gek, maar een liedje over iets wat heel dicht bij me ligt, of iets wat mijn buren zou kunnen overkomen, dat gaat automatisch in het dialect. Op mijn repertoire heb ik ook een liedje over de ziekte van Alzheimer. Dat schreef ik spontaan in het Nederlands. Dat gaat onbewust. Kennelijk besef ik dat zo'n onderwerp niet mij alleen aangaat, niet mijn straat en niet mijn dorp, maar dat het groter is." Bovendien, voegt hij eraan toe, sleutelt hij eindeloos aan zo'n liedje, omdat elke formulering raak moet zijn. „Ik ben er rationeler mee bezig."
Een ander lied, 't Kommetje' - over opa die in het bejaardenhuis van afdeling naar afdeling verhuist en de koffie uit zijn kommetje op een schotel gooit - gaat weer in het Zeeuws. „De verzorgsters denken dat hij zit te morsen, te prossen zoals we dat in dialect zeggen, maar dat deed je vroeger om je koffie af te laten koelen. Je kreeg van de boer meer tijd om te bidden dan om te eten. Dat hele verhaal zit in dat liedje ver-werkt. Ik speel het tot in Den Haag aan toe en echt, ze kunnen het woord voor woord verstaan."
Brakman bestrijdt dat het Zeeuwse dialect oubollig is en dat hij er altijd mee naar het verleden knipoogt. De problematiek van 't Kommetje' is actueel en in 'Zeeland je bent veranderd' zingt hij over de politiek van nu. Op het ogenblik is hij bezig met een liedje dat gaat over het dialect. Het refrein heeft hij al:
A 'j plat kan praoten
Moe je 't nie laoten
ie moedertaol, je dialekt
A j plat kan praoten
Moe je 't nie laoten
Èlke veugel ziengt zo â 'tie is gebekt
„Ik stel me zo voor dat ik in het derde couplet moeite doe om beschaafd Nederlands te praten en dat iemand dat dan tegen me zegt: je moet niet zo moeilijk doen, joh. Je moet jezelf niet in een hoekje laten zetten."
Eigene
Slabbekoorn herkent die neiging. Hij stapte eens in Amsterdam in de tram en probeerde met zijn mooiste Nederlands een kaartje te bestellen. Hoorde hij in plat Amsterdams achter zich: „He joh, neem voor mijn ook effe zo'n kaart."
Wie de streektaal bezigt wordt nogal eens aangezien voor een boertje, weet ook zijn vrouw. „Je verleden, of zoals ze nu zo prachtig zeggen: je roots, liggen in je eigen streek. Dat eigene is waardevol. Of je het nu ontkent of toegeeft, je komt er vandaan. Dat wil niet zeggen dat het niet in groter verband kan opgaan maar je bent er toch mee vereenzelvigd." Zelf spreekt ze nog steeds het Goese dialect, haar man het Zuid-Bevelands van Schore.
In Brouwershaven heeft hij er als burgemeester alleen maar voordeel van gehad. De mensen hadden het gevoel dat ze hem konden aanspreken, hij was een van hen. Ze praatten wel anders dan op Zuid-Beveland - dichter bij elkaar werd in Brouwershaven ineens kortjes bie dichtjes - maar verstaan deden ze elkaar wel.
Zowel Slabbekoorn als Brakman gruwen van de gedachte dat dialect soms met nationalisme wordt geassocieerd. Zij zien het eerder als het tegendeel: een eigen stukje cultuur zoals iedereen dat meedraagt en juist dat moeten mensen van elkaar respecteren. „Bovendien ben ik een groot voorstander van een wereldtaal", zegt Slabbekoorn. „Dat zou ontzettend veel goed doen. Het niet verstaan van de mensen is het ergste wat er is. Daar krijg je ontzettend veel ellende door." Maar naast die ideale wereldtaal moet ook de streektaal blijven bestaan. Slabbekoorn: „Ik zie het bewaren van de Zeeuwse taal toch als een stukje monumentenzorg."