Tijdschrift voor folk en volksmuziek
Nr.31, juli 1980
Frans Nieuwenhuis
& Harm AgtereschDE VELUWSE TROUBADOUR
TELSTAR TSP 16961 TL
LOAT MIE MÉÉR JOEKELUL'N
TELSTAR TSP 16960
Op het Telstar-label verschenen weer twee dialektplaten. De plaat van Frans Nieuwenhuis (uit Vaassen) is bij mijn weten de eerste die verschijnt in het Veluws dialekt, en eigenlijk alleen daarom het vermelden waard. Frans Nieuwenhuis zingt voor het merendeel eigen liedjes in de wat nostalgiese smartlappenstijl die veel dialektplaten eigen is. Hij doet mij nog het meest denken aan de 'Limburgse school' van mensen als Jo Erens en Frits Rademacher. De teksten zijn voor het merendeel van een bedroevend peil. Het is al nostalgie wat de klok slaat en zelfs in een liedje met de titel 'De Snelweg' komt Frans Nieuwenhuis niet verder dan de konstateringen dat de boeren te weinig geld hebben gekregen voor het land dat ze voor de aanleg van de snelweg moesten afstaan en dat de koeien liever naar de blauwe lucht dan naar het voortrazende verkeer kijken. Melodieën en arrangementen zijn in het ergste geval Heikrekels-achtig en maar bij drie nummers een beetje aantrekkelijk. 'Haarfst' (Herfst) klinkt lekker vlot, 'Ik Holle van het Lèven' heeft een aardige volksdansmelodie en 'De Venemsige Boer' - wat dat betekent weet ik ook niet - doet een beetje denken aan het Stellingwerver werk van Henk en Sietske Bloemhoff en heeft voor zover ik het kan volgen ook nog een redelijke tekst (niet van Nieuwenhuis, maar van Hermen Bomhof). Jammer is ook dat geen liedjes zijn opgenomen van Jan van Riemsdijk van wie in de jaren dertig een boekje met veel aardiger Veluwse liedjes verscheen in de bekende 'Libelle-reeks'. Naar ik mij heb laten vertellen leven die liedjes nog wel in het Veluwse.
Een volledig andere plaat is die van Harm Agteresch. 'Harm oet Rijssen' (uit Rijssen) is een in Twente al erg bekende komiek. Hij doet zich voor als de dorpsidioot, kijkt onnozel, aksentueert zijn flaporen met een enorme pet, wordt vergezeld door een vuilnisbakkenhondje, speelt ukelele en stottert daar bij lichtjes. Zijn liedjes zijn niet bijzonder sterk, soms een beetje in de stijl van karnavalsschlagers, maar vormen een aardige afwisseling in zijn 'konferences' in het Twentse dialekt. Deze verhalen zijn vaak erg grappig, al komen ze meestal niet boven het onderbroekennivo uit. Toch werkt de humor aanstekelijk, wat nog wordt aangewakkerd door iemand in de zaal die kennelijk alleen bij het kijken naar Harm al de slappe lach krijgt. Met folk heeft deze plaat niets te maken, met aardige volkse humor des te meer.JAN ERIK GRUNVELD