magazine
van folk tot
wereldmuziek

NEWfolkSOUNDS op het web

Onder de groene linde

“Er zit iets exotisch aan”

Joop van den Bremen

Honderdduizenden luisteraars volgden van 1957 tot 1993 ‘Onder de groene linde’. In dat radioprogramma zongen honderden zangers duizenden liederen. Dertienhonderdzestien uitzendingen, eerst door de VARA en later de Nederlandse Radio Unie, vormden voor Ate Doornbosch de sleutel voor zijn levenswerk. Hij legde de laatste uitloper van onze mondeling overgeleverde liedcultuur vast. In december verschijnt een cd-box gevuld met honderd-drieënzestig liederen. Die selectie blijkt een aangename samenvatting van het verhalende lied in Nederland.

Op 6 december in Utrecht tijdens Palimpsest in RASA is het zover. Het festival staat in het teken van ‘het verleden en heden van de muziek in Nederland’. Dan vindt de presentatie plaats: Een indrukwekkende box met negen cd’s, een boek met honderden pagina’s teksten en toelichting en een dvd met beeldmateriaal. Music & Words en het Meertens Instituut werkten voor het project intensief samen. De platenmaatschappij in Hilversum sluit met de uitgave haar 25-jarig jubileum af. Ate Doornbosch, geestelijk vader van het radioprogramma en intussen 82 jaar, toont zich gelukkig maar blijft bescheiden: “Ik vind het erg plezierig en had altijd gehoopt dat dit zou gaan gebeuren. Een groot gedeelte, lang niet alles hoor, van het materiaal dat ik verzameld heb, komt nu op een min of meer systematische wijze beschikbaar.”
Projectleider prof. dr. Louis Peter Grijp van het Meertens Instituut is ook tevreden, ook over de samenwerking met Music & Words: “Hans Peters zou al lang, graag iets met Nederlandse volksmuziek willen uitbrengen, wist ik. Toen uit onze werkgroep het idee kwam om een klinkend overzicht te maken, heb ik contact met hem opgenomen.” Grijp is blij dat Music & Words dat direct heeft opgepakt en Hans Peters noemt het “een spannend project.”

De inhoud
Verhalende liederen, die interesseerden Doornbosch. “Liefst ook nog met een lange historie”, benadrukt hij. Volgens Grijp zijn het “mooie melodieën maar ook interessante teksten.” De uiteindelijke keuze volgt een indeling die mede door Doornbosch is opgezet. Dat was in de periode dat de programmamaker zowel voor de omroep als bij het Meertens Instituut werkte. “Ik had verbindingen met het buitenland in de Société Internationale d’Ethnologie et de Folklore, de SIEF. Die had ook een ‘balladengroep’. Collega’s op mijn terrein dus; ik op hun terrein eigenlijk. De liedindeling was een ontwerp van die internationale werkgroep. Daar ben ik ingesprongen want de verhalende liederen in het instituut waren nog niet goed geordend. Het heeft nog wel enkele jaren geduurd want dat was een heidens werk, maar er zit in ieder geval systeem in.”
Elke cd heeft een naam. Soms doet die denken aan een filmtitel (Het duivelspaard) dan weer aan een krantenkop (Vier laffe moordenaars). Elke schijf bevat liederen rond een thema. Onder de noemer Magische gebeurtenissen komen naast Het vrouwtje van Stavoren twee versies van Heer Halewijn voorbij. Juist die ballade wordt met het levenswerk van Ate Doornbosch verbonden omdat hij tientallen verschillende versies opduikelde. Opvallend is dat de twee geselecteerde opnamen uit Terwispel en Venray prettig in het gehoor liggen. Dat was ook een van de uitgangspunten van de samenstellers. Grijp vindt die afwisseling belangrijk. “Niet steeds dezelfde zanger maar verschillende zangers uit verschillende delen van het land. Dat geeft naar onze overtuiging een goed overzicht van wat het verhalende lied voorstelt.”
De cd’s bevatten niet alleen liederen die Doornbosch vastlegde. Ook enkele die Will Scheepers verzamelde staan er op. De musicologe begon als typiste bij het Tropeninstituut en assisteerde de bekende etnomusicoloog Jaap Kunst. Kort na de tweede Wereldoorlog registreerde zij liedjes op band. Daar was laatst een meisje loos in de categorie Ontluikende liefde is er een van. Op de schijf staan zelfs vier versies van het lied. “Een beetje uitzonderlijk,” verklaart Grijp. “Het is een bekend lied maar niemand weet dat daar totaal verschillende melodieën van in omloop zijn geweest; ook met verschillende refreintjes. Het is heel grappig om te horen hoe anders dat is dan wij het vroeger op school geleerd hebben.”
Will Scheepers legde ongeveer 2000 opnamen bij de voorloper van het Meertens Instituut vast, Ate Doornbosch circa 5000. Volgens Grijp is het interessant die opnamen naast elkaar te zetten omdat “Will Scheepers minder naar ballades op zoek was en ook allerlei andere liederen opnam, kinderliedjes bijvoorbeeld. en het is ook wat vroeger. Dat is prettig want hoe vroeger hoe beter. Aan de andere kant zijn de opnamen van minder kwaliteit”.

Ate Doornbosch herinnert zich nog dat hij samen met Will Scheepers op pad was: “Dan gingen we samen het land in. Zij had een grote belangstelling voor kinderliedjes en liedjes van de jaarkring, Pasen en Pinksteren en dergelijke dingen. Ik had een ander soort publiek. Zij had natuurlijk geen publiek maar zij kreeg de adressen overal vandaan. Ik werd door mijn eigen programma gestuurd, want er kwamen natuurlijk veel reacties. Dan kwam je bij mensen die zij nooit gevonden zou hebben maar we waren heel makkelijk in het uitwisselen. Dat zwakte wat af op den duur. Ieder ging zijn eigen weg en zij is tenslotte gestopt.”
Hoewel ook Scheepers dus bijdroeg, is het project bewust “onder de focus ‘Onder de groene linde’ uitgebracht” zegt Grijp. “Dat klinkt toch beter dan veldopnamen uit het Meertens Instituut.”
In de rubriek Religieuze liederen vinden we naast de ernstige soort ook enkele ‘wilde vespers’. Volgens Grijp zijn die erin gestopt “om het thema iets vrolijker te maken. Want dat is allemaal echt zwaar op de hand en erg belerend.” Ook bekende liederen komen voorbij. Bij het thema Ongelijke liefde is dat bijvoorbeeld Daar waren eens drie tamboers dat in iets andere vorm vroeger op school nog werd gezongen. Bij Trouw en ontrouw in de liefde valt De vier raadsels op. De Zangeres Zonder Naam zong het begin jaren ’70 de hitlijsten in. In Familieleed vinden we niet alleen Er was eens een boer en die ging naar de wei, in 1975 door Fungus op de plaat gezet, maar ook En Mastbroek voer ten oorlog. Dit lied, wijdverbreid in noordwest Europa en al door vele folkmuzikanten vertolkt, is de naamgever van Wolfgang Meyerings Malbrook. Vorig jaar zette Herbert Bartmann het nog in een eigentijdse, Oostfriese versie op cd. Bij de Moordliederen vinden we uiteraard de klassieker De Moord te Raamsdonk en bij de Kluchtliederen ontbreken ‘evergreens’ als De haverkist en Van den oeioeioei niet. Ook enkele dialectliederen veroverden een plek in de indrukwekkende collectie.
De schijven bevatten geen ritmische werkliederen. Ate Doornbosch kwam ze weinig tegen, wel verhalen over zingen onder het werk. “Zingen werd gewaardeerd door de bazen of de toezichthouders ‘want’, zei een mevrouw in Zeeland tegen mij, ‘als je bessen plukte verdween er natuurlijk ook wel eens iets in je mond maar als je zong dan kon dat niet’.” Zingen hoorde bij het werk. “Ik zag een keer een mevrouw die bij het zingen haar onderarm bewoog in kringetjes. Het kwam zomaar in mij op en zei: ‘hebt u vroeger ook gezongen aan de bietenmolen?’ ‘Ja,’ zei ze en meteen ging die arm sneller draaien.”

De opmaat
Naar het Rozenland zo zijne wij gevaren is een van de oudste liederen in de verzameling. Het staat al in het Antwerps Liedboek dat meer dan vierhonderdvijftig jaar geleden verscheen. In die oerverzameling werd het als In oostland wil ic varen afgedrukt. Bij de mondelinge doorgifte is het lied danig gehavend en aangepast. De nieuwe versie bestaat zelfs uit verschillende liederen en wetenschappers buigen zich over de vraag hoe dat komt. Het trio dat het in 1966 op West-Terschelling zingend aan Ate Doornbosch toevertrouwde deert dat zo te horen niet. Het wordt, zoals de meeste liederen, vol overtuiging uitgedragen.
Dat Rozenland beter klinkt dan Oostland zal niemand ontkennen. Daarom zijn er ongetwijfeld zoveel liederen waarin rozen figureren. Maar wie de roos wil plukken, moet de doornen niet ontzien. Dat hebben de samenstellers van deze indrukwekkende uitgave ervaren. De productie vanaf de start tot de publicatie duurde bijna vijf jaar. Daarbij zijn dan nog niet de jaren geteld dat de feitelijke verzamelaars, Will Scheepers en Ate Doornbosch het liedmateriaal uit het hele land bij elkaar sprokkelden.
“Het was veel werk,” constateert Grijp, die een tiental studenten muziekwetenschap de eerste selectie liet uitvoeren. Daarna volgde het echte uitzoekwerk. Documentaliste Ineke van Beersum, speciaal voor het project aangesteld, deed dat grondig. Herschikken, rubriceren en indiceren. Het vertalen in het Engels was ook een enorme klus, uitgevoerd door Ruth van Baak Griffioen. “Het probleem was dat we vaak niet precies wisten wat er in het Nederlands stond omdat het een verbastering was of een lokale uitdrukking. Daar liep zij tegen aan als vertaalster. ‘Wat staat er?’, dat waren hele discussies.” Het Woordenboek der Nederlandse Taal bood niet altijd een oplossing. “Het probleem is niet dat het oude woorden zijn maar ook regionale woorden. Dat heeft heel wat hoofdbrekens gekost.” Volgens Grijp “is het allemaal gelukt. Er is geen plek die we onbegrepen hebben moeten laten.“
De Engelse vertaling leverde zelfs meer op, verduidelijkt Grijp. ”Soms is de Nederlandse tekst niet meer te begrijpen. Door de mondelinge overlevering snappen de zangers het niet meer of zijn ze een stukje kwijt. Ze vullen het aan op een manier die dan tot een onlogisch resultaat leidt. Vergelijking met andere versies leidde dan tot iets wat betekenis had. Daar zit dan wel een soort logica in en dat is in het Engels terug te vinden. In het Nederlands hebben we dat natuurlijk laten staan want ze zongen wat ze zongen. Het Engels helpt dus vaak om het Nederlands te begrijpen.”
De samenstellers stopten veel tijd en moeite in de uitvoering van de box waarin een interessante dvd steekt met twee geheel verschillende documentaires over en met Ate Doornbosch. Verder is er de allerlaatste radio-uitzending van ‘Onder de groene linde’ op te beluisteren. Een uitgebreid boekwerk licht de opnamen toe. Het werk van Ate Doornbosch krijgt daarin de aandacht evenals de liederen die hij vastlegde. Indices vergemakkelijken het zoekwerk naar liederen en zangers.

Verder
De uitgave is geen massaproduct. Toch verwachten de samenstellers een behoorlijke afzet onder de mensen die het weten te waarderen. Daarbij ongetwijfeld een grote schare folkliefhebbers maar Grijp ziet ook anderen. “Mensen die de liederen hebben gehoord tijdens de uitzendingen. Daar verwacht ik veel respons van.” Naast deze groep luisteraars die steeds verder uitdunt, verwacht hij ook een nieuw publiek: “We hopen dat we jongere mensen kunnen interesseren vooral uit cultuurhistorisch oogpunt. Ik verwacht dat dit gaat aanslaan omdat aan ‘De groene linde’ iets exotisch zit. Het staat nu zover van onze wereld af. Zangers van dit soort liederen zijn er al niet meer. Het is een volkomen andere tijd toen mensen nog armoede hadden en van honger om konden komen. Dat bestaat niet meer. Dat is nu in Nederland ondenkbaar.”
De zingende stemmen uit het verleden klinken fascinerend vindt ook Grijp. “Kijk die verhalen die kun je afdrukken maar die zangers die zijn echt. We hebben nu al die boekjes. Dat is allemaal aardig maar wat eigenlijk interessant is, zijn die stemmen. Dat kan je niet in boekjes vangen. Daarom moesten we een geluidsdrager hebben. Dat is het interessante en het meest essentiële van dit project. Mensen en het feit dat je de verhalen ook kent; door Ate buitengewoon goed gedocumenteerd. Die heeft steeds gevraagd: Waar kent u de liederen van?’ ‘Wat deed uw vader?’ ‘Wat deed uw moeder?’ enzovoorts.”
Met de tweetalige publicatie mikken de uitgevers ook op het buitenland. Wellicht liggen internationale studies in het verschiet. Een van de wensen van Ate Doornbosch kan dan alsnog in vervulling gaan: “Ik heb daar wel eens suggesties voor gedaan. De reis die sommige liederen afleggen; een Duits lied veranderen in een Nederlands, maar ook bijvoorbeeld de liederen die met de schaapherders uit Limburg naar West-Vlaanderen en naar Frans-Vlaanderen zijn gegaan. Dat is heel interessant om naar te kijken.”
Voorlopig is de bekendste veldwerker van het Nederlandse lied een tevreden mens. “Ik ben hier vreselijk blij mee en op den duur komt dat vast wel eens, dat iemand zich bezighoudt met de mechanismen van de verspreiding.”

terug naar Ate Doornbosch

Deze pagina is bijgewerkt op