17 maart 2007
De Standaard op het web
D I A L E C T E N D A G / de toekomst van de streektaal
Dialect,
voor al
uw liedjes
en poëzieAlle popgroepen grijpen naar dialect, dat volgens vroegere voorspellingen al zou moeten uitgestorven zijn. Heeft streektaal weer een glorieuze toekomst?
Door Inge Schelstraete
DIALECT is hip. Axl Peleman, die met zijn groepen Camden en Ashbury Faith in het Engels zong, bezigt nu het Antwerps, net als de chansonnière Mira Bertels. Op elke omroep zingt Fixkes „Kvraagetaan" in het Stabroeks, terwijl zelfs in Limburg wel eens Izegems wordt meegebruld dankzij het monstersucces van 't Hof van Commerce en Flip Kowlier. De negende Nederlandse dialectendag, die vandaag plaatsvindt in het Mechelse Erfgoedcentrum Lamot, zal er vast ook niet omheen kunnen.
In Nederland is de dialectrage in de muziek al jaren bezig. Normaal viert volgend jaar zijn dertigste verjaardag en zelfs streektaalse hiphop is er meerderjarig. Osdorp Posse rapt al sinds 1989 in het plat Amsterdams. Joop van den Bremen uit Vlissingen begon in 1996 met een databank over streektaalgroepen. „Naar aanleiding van de dialectendag had de muziekwetenschapper Louis Grijp, die nu voor de Universiteit Utrecht werkt, een enquête gehouden naar de favoriete zangers in de streektaal. Die top heb ik op een website gezet die is blijven groeien: de reacties kwamen vanzelf."
Voorlopig ziet hij nog geen sleet op de beweging. „In 2004 stond de teller op 2.000 groepen of zangers, veertien dagen geleden heb ik de drieduizendste geregistreerd." Als u wilt weten wie gedichten van de Veluwse dichter Hermen Bomhof zingt (Diana Vredenberg) of welk vlees u met Boerenpower op het podium haalt (het Groningse antwoord op Normaal) bent u op de website aan het goede adres. Van den Bremen controleert zelf alle tips, want het streektaalstempel is tegenwoordig sympathiek: „Er proberen zich ook wel Nederlandse zangers op te dringen." Maar de nieuwe artiesten blijven komen.Dialectwoordenboek
„Ik denk dat die populariteit van dialectwoordenboeken en streektaalgroepen te maken heeft met de terugval van dialect in andere vormen'; zegt Marc van Oostendorp, die als dialectoloog werkt voor het Meertens Instituut en de Universiteit van Leiden. Excuseer? „Dialecten vlakken uit: vijftig jaar geleden sprak het ene dorp duidelijk anders dan zijn buurdorp. Dat is nu in Nederland bijna helemaal verdwenen, en in Vlaanderen is het aan het verdwijnen. Dialect is niet verdwenen, maar de dialectgebieden zijn groter geworden, we spreken meer van regiolecten." „Veel mensen denken dat dialect onder invloed van radio en tv is veranderd, maar de media hebben niet zo'n grote rol gespeeld in die evolutie. De toegenomen mobiliteit wel. De belangrijkste manier waarop een taal verandert, is door te praten, omdat we ons altijd aanpassen aan onze gesprekspartner. U praat na dit gesprek een beetje Nederlandser; en ik een beetje Vlaamser, al zullen die verschillen subtiel zijn. Maar je moet er dus wel zelf voor praten.
Als de taal over je wordt uitgestort, zoals door tv of radio, maakt het niet zo'n verschil uit. Dat is onderzocht in de Verenigde Staten: radiostations die jarenlang uitzenden buiten hun dialectgebied, hadden niet zoveel impact als regelmatig telefoonverkeer tussen twee dialectgebieden."
De streektaalzangers van nu vindt Van Oostendorp helemaal niet te vergelijken met die van vroeger. „Tot niet zo lang geleden was dialect de taal van alledag; als je wou schrijven, schakelde je over op Nederlands. De volksliedjes die het Meertens Instituut in de jaren vijftig heeft opgenomen, dateerden meestal van het eind van de negentiende eeuw en werden gezongen door heel oude mensen. Vóór de opname werden ze even geïnterviewd en op hun gemak gesteld: dat gebeurde volledig in het dialect. Maar zingen deden ze in het Nederlands, desnoods met een zwaar regionaal accent. Die liedjes werden namelijk vaak verspreid op liedblaadjes, en die waren in het Nederlands. Maar nu zie je het omgekeerde: de popgroepjes die zingen in een dialect, spreken het nauwelijks. Hun standaardtaal is niet het dialect, maar het Nederlands, en dialect spreken ze om te laten horen waar ze vandaan komen. Mensen die het dialect uitdragen, zijn ook niet langer ongeletterde boertjes, maar geschoolde en vaak zelfs hoger opgeleide mensen:'
Joop van den Bremen heeft het met muzikanten uiteraard ook wel eens gehad over het waarom van hun keuze voor het dialect. „Veel van die mensen zongen eerder in het Engels. Ze schreven teksten met het woordenboek in de hand en vonden dat een hele klus. Zodra ze in het dialect begonnen te schrijven, merkten ze dat hun teksten beter werden: persoonlijker en directer."
„Vaak heeft het gebruik van het dialect een grote symbolische waarde'; zegt Van Oostendorp. „In Duitsland is dialect al twintig jaar weer mode. Ik verzamel stripalbums van Asterix. In Duitsland bestaan die in het Keuls, in het Beiers, noem maar op. Waarom vertaal je zoiets in het dialect? Niet om het toegankelijker te maken, want dialect leest niet vlotter dan standaardtaal. Integendeel, vaak moet je de zinnen lettergreep per lettergreep spellen. Het is dus iets symbolisch."
Mondialisering
Maar waarom grijpen we uitgerekend nu weer naar dialect? „Er zijn twee verklaringen die vaak worden aangedragen", zegt Van Oostendorp. „Eén: alles wordt internationaler, dat vinden mensen eng, dus grijpen ze terug naar hun eigen regio, die vertrouwd is. Twee: door de internationalisering worden de verbanden zo groot, dat de naties wegvallen. Zo komen de natuurlijke verbonden weer naar boven die we voor de negentiende eeuw kenden. Het zijn twee aannemelijke verklaringen, alleen, je kunt ze moeilijk toetsen als je geen vergelijkingsgebied hebt waar de internationalisering niet heeft toegeslagen."
Joop van den Bremen gokt op de eerste theorie: „Met de toenemende mondialisering neemt het gevoel toe dat je moet bewaren wat van jezelf is." Maar hij stipt nog een factor, aan: „Het mag ook weer, dialect spreken, je wordt er niet meer scheef om bekeken. Twintig jaar geleden was het not done." Dat doet ons denken aan iets wat Peter Smulders, directeur van Onze Taal, in een voorbereidend gesprek heeft opgemerkt: in Nederland is het voor nieuwsankers niet meer zo'n probleem als je hoort waar ze vandaan zijn.
Dat is in Vlaanderen helemaal niet oké. De VRT heeft in Klink klaar - een uitspraak- en intonatiegids voor het Nederlands van Bernadette Timmermans, docente aan het Rits - zelfs zijn normen op papier en cd gezet. Ook bij de VTM hoor je wel dialectklanken in de programma's, maar niet bij de nieuwsankers. Even kijken hoe andere professionele sprekers het doen. „Wij gebruiken sinds vorig jaar Klink klaar", zegt Myriam Ros van het Departement Vertaalkunde van de Hogeschool Gent. „Onze norm is dat je niet mag horen waar een tolk vandaan komt."
Dat dialect nu trendyer is, merkt ze bij de studenten niet. „Er zijn almaar minder echte dialectsprekers, maar erg veel tussentaalsprekers. Veel studenten hebben nooit dialect geleerd en gaan ervan uit dat ze goed Nederlands spreken. Ze schrikken als ze aan hun taal moeten werken."
Om hun dialectklanken weg te gommen, wordt de aspiranttolken wel eens gevraagd een stem van de radio op te nemen - uiteraard van iemand die correct Nederlands spreekt - en die na te spreken. „Die oefening doen we nog. Niet om een perfecte imitatie te kunnen weggeven, maar om je eigen Nederlandse articulatie te verbeteren. De top drie van 'rolmodellen' voor het Nederlands zijn tegenwoordig Peter Van de Veire, Wim De Vilder en Roos Van Acker. Op Studio Brussel horen studenten dat je goed Nederlands kunt praten zonder formeel of stijf te klinken. Dat vind ik uiteraard prima." „Weet je wat vervelend is", vraagt Ros lachend aan het eind van ons gesprek. „In het tweede jaar houden we een uitspraaktest waar we de lat zeer hoog leggen. Meestal presteren studenten goed op die test. Maar als ze me even later iets vragen in de gang, is het helemaal weg. Ze hebben er gewoon geen zin in, al verandert dat wel in de loop van de opleiding.
Kutmarokkaantjesmonologen
Dat doet denken aan een recent ophefmakend onderzoek: jonge Marokkanen spreken vaak perfect Nederlands, maar hebben ook een tussentaaltje achter de hand om tegen autochtonen te spreken. Die gaan er dan maar van uit dat ze helemaal geen Nederlands kennen. Maar uit Nederlands onderzoek blijkt dat veel van die mengtalen helemaal niet lukraak zijn: Surinamers van Hindoestaanse afkomst maken van Nederlandse woorden een werkwoord door er „kare" (doen) of „hove" (zijn) aan toe te voegen. Maar dat gebeurt niet willekeurig: kare wordt alleen gecombineerd met werkwoorden die een activiteit uitdrukken (schoonmaak kare), terwijl een combinatie met hove altijd een minder actief werkwoord oplevert (flauw hove voor flauwvallen). Het kan bijna niet anders of onze dialecten, waarin jongelui nu al vragen of je efkes kunt moeven, ondervinden straks ook invloeden van pakweg het Berbers of het Turks. „Daar zouden we graag meer onderzoek naar doen", bevestigt Van Oostendorp. „Als ik om me heen luister, op de metro of zo, krijg ik echt de indruk dat die vreemde talen de spreektaal en dus ook de streektaal veranderen. Op sommige plaatsen is de invloed van het Surinaams erg voelbaar, in andere die van het Berbers of Arabisch. Er zijn ook precedenten voor: in Leiden had je in de zeventiende eeuw het `Hollands Leids' en het `Vlaams Leids'. De vele Vlamingen die in het textiel kwamen werken, en die allemaal in dezelfde wijkjes samentroepten, hadden hun eigen dialect aan het Leids opgedrongen."
„Zo moet het altijd zijn geweest", besluit hij, „anders had je toch niet zoveel verschillende talen? Als taal enkel communicatie was, dan zou iedereen dezelfde willen spreken. Maar dat is niet zo, omdat we ons ook willen onderscheiden. Je wilt laten horen: `Ik ben net zoals jullie, ik praat zoals jullie: Of: `Ik ben gelukkig niet zoals jullie, en dat hoor je: Dat doen ook jongeren. Marokkaanse jongeren zijn er misschien nog het meest gevoelig voor. Turken hebben een duidelijke eigen taal. Maar in Marokko is de situatie ingewikkelder, met Berbers en Arabisch. Daarom is Nederlands voor veel jonge Marokkanen de belangrijkste taal om onderling te communiceren. Alleen willen ze natuurlijk niet op dezelfde manier spreken als die blanken."Toekomst
De specialisten zijn het erover eens dat de huidige belangstelling voor het dialect geen heropleving is. Spreken we over pakweg veertig jaar dialect? „Voor zover we de ontwikkeling kunnen natrekken, zal het dialect als dagelijkse omgangstaal dan zo goed als dood zijn", denkt Van Oostendorp. „Maar je zult wel horen uit welke regio iemand komt, zelfs bij jongere mensen. Dialect zal gebruikt worden in culturele uitingen, zoals poëzie en muziek: zijn functie zal veranderd zijn." Goed nieuws voor de verdedigers van het Algemeen Nederlands! „Nou, dat lijkt me een conclusie te ver. De Vlaamse standaardtaal zal nog wel dezelfde zijn als de Nederlandse standaardtaal, maar het bij jullie zo verguisde Verkavelingsvlaams zal nog veel belangrijker worden. En het gesproken Nederlands zal zich nog meer ontwikkelen op een manier die Vlamingen verfoeien; ik denk bijvoorbeeld dat wij de `r' dan helemaal niet meer zullen uitspreken."
Ook Joop van den Bremen ziet het dialect niet weer zijn status van vroeger opeisen. „De druk op de dialecten zal alleen maar toenemen, door de mondialisering. Er gaan veel dialectwoorden verloren, terwijl er weinig nieuwe bijkomen. Ik ken er maar een: het Groningse speigelploatje, ‘spiegelplaatje’, voor een cd."
„Maar ik ben niet echt optimistisch over de toekomst van het dialect. Ik denk dat het uiteindelijk verdwijnt, al zal ik dat niet meer meemaken. Het leeft nu wel even op, maar waarom is dat? Wat je niet hebt, dat mis je. Iets dat er altijd is, dat mis je niet. Dat is er aan de hand met het dialect: mensen grijpen ernaar omdát ze zien dat het verdwijnt."
> Informatie over de dialectendag:
> lamot-erfgoedcentrum.be
> www.streektaalzang.nl
> www.vanoostendorp.nl