26 oktober 2006
de Volkskrant op het web
Jordaanrococo, weemoed en een snik
Reportage | Tentoonstelling Iaat zien hoe
het Amsterdamse lied zich
moeiteloos naar de tijdgeest plooitOoit was het vrolijk, daarna
kwamen nostalgie en weemoed.
Het Amsterdams Historisch
Museum toont deontwikkeling
van het levenslied: `Ik heb hier
wat wiet voor mijn moeder, die
hoog in de hemel chillt.'
van onze verslaggever
Rob Gollin
AMSTERDAM'O Johnny, zing een liedje voor mij alleen.' Op de tentoonstelling Geef mij maar Amsterdam is het geen uitzondering dat oudere bezoekers spontaan beginnen te galmen nadat ze de koptelefoon hebben opgezet voor fragmenten uit het oeuvre van Tante Leen, Johnny Jordaan of Willy Alberti.
Dat heb je nu eenmaal met dat vibrato en die snik, die in de Jordaan respectievelijk net wat meer reliëf en druppels lijken te bevatten dan in het repertoire van elders in de stad. Ga maar naar eens naar Café Nol of De 2 Zwaantjes om vast te stellen hoe zelfs - of misschien wel juist - buitenstaanders uit de provincie zich laten meeslepen.
Maar de vertolkers uit de gewezen volksbuurt mogen dan wel het hart van de expositie in het Amsterdams Historisch Museum vormen, het Amsterdamse lied kent veel meer schakeringen. Op Geef mij maar Amsterdam komen naast smartlap, levenslied en meezingers ook milde zelfspot, maatschappijkritiek en bijtende satire langs; van Eduard Jacobs, aangewezen als Nederlands eerste cabaretier, via Louis Davids, Zwarte Riek, Johnny Jordaan en André Hazes naar de Osdorp Posse en Lange Frans en Baas B. Er is zelfs kruisbestuiving: Ali B is te zien, met zíjn interpretatie van Hazes' De Vlieger. ‘Deze is voor jou, ouwe.’ Ik heb hier wat wiet voor mijn moeder, die hoog in de hemel chillt.
Of er toch een gemeenschappelijke noemer is? De samensteller van de tentoonstelling, conservator Annemarie de Wildt, moet er even over nadenken. Het was haar opgevallen dat deelnemers aan rapworkshops oprechte interesse toonden voor nummers van Johnny Jordaan. ‘Ze zeiden dat hij net als zij het leven op straat bezingt.' De lijn valt zelfs door te trekken naar Jacobs, die rond de vorige eeuwwisseling de burgerij aanklaagde die stiekem de hoeren bezocht in de Quellijnstraat, in De Pijp. D'r vader had ze nooit gekend/ dat was misschien zo'n vieze vent. Bij d’r moeder kwam 'n hele rij/ Uit buurt YY.
Dat het vorig jaar vijftig jaar geleden was dat Johnny Jordaan de wedstrijd De Beste Stemmen van de Jordaan won, met een eervolle tweede plek voor Tante Leen vormde de aanleiding voor de tentoonstelling. Het Jordaanlied heeft volgens De Wildt twee fasen doorgemaakt. Voor de Tweede Wereldoorlog waren het doorgaans vrolijke nummers, niet zelden voortgekomen uit de revue - Zwarte Kardoes en Pietje Puck had al in 1898 de toon gezet. Uit 1919 stamt de tekst In de Jordaan, in onze eenige Jordaan/ Dat is het eenigste hoekje waar ik dood wil gaan, ondanks de armoede in de krotwoningen.
In de jaren vijftig sloop meer weemoed en nostalgie het genre binnen - veel bewoners begonnen de verpauperde buurt te verlaten en nestelden zich in de tuinsteden. Het romantische beeld weerspiegelt zich de tentoonstelling, in een kamer vol Jordaanrococo - weelderige kroonluchters, bloemetjesbehang, Perzische kleedjes.
Het Amsterdamse lied plooide zich soepel maar de tijdgeest, en kreeg daardoor niet zelden zeggingskracht tot buiten de stadsgrens: symptomen van een andere wind zijn dikwijls hier het eerst zichtbaar. Altijd was er wel een tekstdichter of componist die de actualiteit aangreep: sociale misstanden, vrouwenemancipatie de komst van de gastarbeiders, de hippies op de Darn, de krakersrellen, de barsten in de rnulticulturele samenleving.
Toon en tekst veranderden mee. Op de expositie is een ruimte gewijd aan de liefde. Voorbij gaat de tijd, een vogel vliegt uit, morgen ben ik de bruid, mijmerde Willeke Alberti nog in 1965. De metafoor heeft het sindsdien wat moeilijker gekregen. Lange Frans en Baas B.: Je moet mee naar Diemen-Zuid/ want je ziet er lekker uit.
Naast een dwaaltocht door de geschiedenis van het Amsterdamse lďed, langs zwart-witfoto's, tekstbladen en beeld- en geluidsfragmenten, kunnen bezoekers zich ook geografisch oriënteren. Wie inplugt op een kaart hoort liedjes over specifieke buurten. Het meest bezongen is de Westertoren.
Maar de periferie van de stad rukt op. Uit Geuzenveld-Slotermeer komt het duo Anu-D - deelnemer aan de rapwedstrijd. The Battle of Amsterdam. Drama en doekoetijde, dat maken we hier niet mee/ de politie vaker langs dan de fokking gvb. Tegenwoordig manifesteert de tijdgeest zich in zulke contreien misschien nog wel meer dan in de binnenstad.
Geef mij maar Amsterdam, t/m 18 maart,
Amsterdams Historisch Museum.