Brabants 26, september 2020
Brabants op het web
Joop van den Bremen
Brabantse humor
in verhalen, gedichten en liedjes in de streektaal
door Cor SwanenbergVolgens de volksmuziekgroep Linnegoewd is Noord-Brabant het land van balkenbrij en bier. In de rest van Nederland is bier gemeengoed maar balkenbrij allerminst. Als je dus als geïnteresseerde niet-Brabander een boek in handen krijgt over Brabantse humor met de vraag er iets van te zeggen, aarzel je toch even. Misschien mis je iets van de cultuur om de grappen te begrijpen. Uiteindelijk overwon nieuwsgierigheid de twijfel.
Aan het begin van de 288 bladzijden legt de schrijver uit welke beperkingen hij zichzelf bij het schrijven heeft opgelegd. In zijn woorden klinkt lichte teleurstelling door. Begrijpelijk. Het uitsluiten van tonpraters en schrijvers van carnavalsliedjes hakt er bij humor natuurlijk stevig in. Gelukkig komen sommigen - wegens het spelen van een dubbelrol - via een omweg toch binnen zoals bijvoorbeeld Henri de Booi met Vastenoowvend. Het boek werpt dus een beperkte blik op de Brabantse humor maar de beschrijvingen maken al snel duidelijk dat er heel veel te lachen overblijft.
Swanenberg start zijn speurtocht aan de hand van een lang citaat van de vorig jaar overleden schrijver en rashumorist Jan Naaijkens. Die eindigt zijn beschouwing over de humor van de Brabander als volgt: ‘Hoewel tot zelfspot in staat, richt zijn humor zich dikwijls op de ander. Hij kan daarbij grof zijn, maar is zelden echt kwetsend of doortrapt gemeen, wat trouwens het einde van de humor is.’ Het is een duiding die achteraf uitstekend blijkt te passen.
De auteur tekent de dichters, schrijvers, vertellers, zangers en muziekgroepen met een korte levensloop gevolgd door een of meerdere citaten. Ook in die voorbeelden moest hij zich uiteraard beperken. Het resultaat van die werkwijze is een prettig leesbare, handzame mengeling van biografisch woordenboek en bloemlezing.
Schrijvers ‘die het picturale en het verbale combineren’, zoals Cees Robben, krijgen eveneens aandacht. Swanenberg roept de Tilburger zelfs uit tot ‘kampioen van de Brabantse humor’. Helaas moeten we het picturale deel daarbij wel missen. Gelukkig heeft Nelleke de Laat de visuele leemte opgevuld. Haar fris ogende, fleurig getinte tekeningetjes, die hier en daar tussen de tekst zijn gestrooid, verluchtigen de beschrijvingen.
De popularisering van het Brabants beschrijft Swanenberg tussen de humoristen door. De Brabantse avonden waren daarbij erg belangrijk. Ze zijn er – hoewel duidelijk minder – nog steeds. In de jaren tachtig van de vorige eeuw vond een geleidelijke verschuiving van het gesproken naar het gezongen woord plaats. Zangers spreken bij het uitdragen van het Brabants vaak nog een ander publiek aan als schrijvers. Eigentijdse zangers zoals Björn van der Doelen en Hein Augustijn spelen daarbij voor jongeren een belangrijke rol. Ook zij kregen een plek tussen de vele zangers en muziekgroepen.
De laatste jaren lijkt het gebruik van het Brabants in een negatieve spiraal terecht te zijn gekomen. De auteur wijst daarbij op de rol van de regionale omroep. Die had juist stimulerend kunnen zijn, maar het gebrek aan dialectprogrammering is de hoorbaarheid van de oorspronkelijke taal in Brabant niet ten goede gekomen. De teleurstelling daarover spreekt Swanenberg duidelijk uit. Terecht, want de belangstelling voor de streektaal bij de omroep in Brabant is het zwakst van alle provincies - als we Flevoland en de Randstadprovincies even buiten beschouwing laten.
Aan het eind van het overzichtelijke boek kun je zonder meer stellen dat de Brabantse humor ongecompliceerd is. Ook wel droog, soms ironisch maar vaak direct. Als relatieve buitenstaander heb ik nooit hoeven puzzelen waarin die humor zit. Natuurlijk zijn er gradaties. Het resultaat van de scherts varieert van het lichtjes optrekken van de mondhoeken tot voluit schuddebuiken. Dat de grens tussen ernst en luim soms broos kan zijn, blijkt in het sonnet Vriendendienst van Frans Hoppenbrouwers.
In situatieschetsen en tweespraken komt de clou vaak als een bliksemschicht uit de hoek zetten terwijl je vooraf niet ziet uit welke. Vooral in het gesprek tussen het ‘hogere’ en het ‘gewone’ volk is een humorvolle botsing onvermijdelijk. Niet voor niets is in de geëtaleerde humor de - rooms katholieke - kerk ruim vertegenwoordigd. De clerus werkt als een humormagneet op de Brabander en vaak is de pastoor of kapelaan de ontstekingsbron voor een humorvolle ontlading.
Naast de verscheidenheid in scherts komt ook de diversiteit in de Noord-Brabantse dialecten naar voren. De spelling kreeg tegen de eeuwwisseling een meer eenduidige schrijfwijze. Schrijvers in de vorige eeuw konden dat natuurlijk niet weten. De variatie in het dialect en de schrijfwijze is erg groot.
Hoewel een index ontbreekt, maakt de inhoudsopgave het mogelijk de beschreven personen en groepen gemakkelijk te vinden. Toch mist in die indeling één naam; die van de schrijver, verteller en zanger Cor Swanenberg zelf. Afgezien van enkele functionele, neutrale vermeldingen ontbreekt hij in de parade van Brabantse humoristen. Logisch wellicht, maar onterecht. Swanenberg heeft als gebruiker en stimulator van het Brabants dialect ook anderen aangezet het podium te beklimmen. Niet alleen zijn gesproken en geschreven columns maken indruk. Denk bijvoorbeeld aan Wor ik geborre ben voor de radio en Klaas van Bètte in verschillende Oost-Brabantse bladen. Met zijn vele boeken, humoristisch getinte vertellingen uit de losse pols bij verschillende gelegenheden en zijn liedjes begeleid door - eerst Jo van Heeswijk, later Henk Verhagen en Annelieke Merx - had hij eveneens een plek verdiend. Gelukkig is er een afsluiting met toch nog een citaat van hem: Tèine. Maar de feitelijke beschrijving van zijn bijdrage aan de Brabantse humor ontbreekt. Dat is jammer want de uitstraling van zijn werk is aanzienlijk.
Mijn eerste kennismaking met het Brabants vond bijna 35 jaar geleden plaats met een boekje dat ik aangeboden kreeg van een potentiële schoonzoon. De naam van de passant kan ik me niet meer herinneren. De naam van het boekje daarentegen wel: En we laache vort… Inderdaad van Cor Swanenberg, Na dat werkje heeft de Brabander uit Middelrode nog tientallen andere boeken en buukskes geschreven. Bij de uitreiking van de Zachte G-prijs had de jury dit nieuwe standaardwerk trouwens nog niet eens gelezen en meegewogen.