22, Jaargang 6, nummer 2, juni 2009
Brabants op het web
Joop van den Bremen
Nader beluisterd
Òn de bar mee ut Biks Trio
De tweede cd van het 'Biks Trio' had er al lang moeten zijn. De meeste tracks waren opgenomen. Nog maar vier tracks te gaan. Maar helaas, gitarist Willem van de Ven kreeg een hernia. Dat was een smerige tegenvaller, vooral voor Willem zelf natuurlijk. De druk van de fans nam toe. Volgens accordeonist Harry Al vroegen steeds meer mensen naar de cd: “waar blijft-ie nou?” Dus werd er nog even hard aan getrokken en als dit nummer van Brabants verschijnt, is de schijf er ook.
Het 'Biks Trio' bestaat uit Harry Al, Willem van de Ven en Kees Hensbroek (slagwerk). Ver in de vorige eeuw speelden ze in verschillende bandjes als de 'Venty’s', 'Venalpo’s' en 'Settle Down' vertelt Al. “Zo zijn we een beetje bij elkaar gekomen.” In die tijd schreef plaatsgenoot Jan Naaijkens teksten voor openlucht- en wagenspelen. Daar hoorden liederen bij die het drietal ging uitvoeren. Samen speelden ze ondertussen in het orkest 'Tammezuur'. “Toen die band ophield te bestaan, zijn we verder gegaan met 'Elastiekmuziek'. Die stichting, waar de drie leden nog steeds in zitten, organiseert al vijfentwintig jaar een festival. Daar passeert muziek in een breed en rekbaar repertoire, uitgevoerd door smartlappenzangers, kamerorkest, blues-, house- of dixielandband. Het kan allemaal.
In 1990 startte het 'Biks Trio' vertelt Harry Al: “We konden eindelijk overal optreden met een kleine geluidsinstallatie.” 'Tammezuur' was met zeventien man en een grote installatie niet overal welkom meer.
Òn de bar mee ut Biks Trio is een vervolg op Liedjes (met een knipoog) aan de bar uit 2001. Naast liedjes in het Biks passeren Engelstalige ‘gouwe ouwe’ zoals The Cotton song, Oh Donna en Lucille. “Dat komt een beetje voort uit onze leeftijd”, zegt Al, “in 'Tammezuur' speelden wij die nummers ook. Het is de muziek uit de jaren zestig waarmee we een beetje opgegroeid zijn.” Bovendien wilden de muzikanten met de cd een reëel beeld van het mini-orkest schetsen. “Het is eigenlijk een mengelmoes van allerlei soorten muziek die wij ook live brengen tijdens de optredens.”
Vijf liedjes verhalen over Hilvarenbeek. In vier daarvan komt de scheve toren ter sprake. “Die toren staat ook echt scheef,” benadrukt Harry Al. “Die Bikse nummers, De Beekse toren, Ut lékt hil wé, De Ballade van de Bikse Pezerik en De schralen hovenier zijn geschreven door Jan Naaijkens. Hij beschrijft het lief en leed in Hilvarenbeek.” Harry Al maakte er muziek bij.
Naaijkens was een van de eersten die het Brabants nieuw leven in blies. Onderwijzer Harry Al onderhoudt een speciale relatie met de negentigjarige. “Het is mijn oude directeur. Hij was vroeger mijn hoofdonderwijzer. Ik heb door de band met hem als collega, veel samen meegemaakt.” Zo werd Al ook bij de wagenspelen betrokken.
Jan Naaijkens benadert Hilvarenbeek op een speciale wijze. Aan de ene kant afwijzend, aan de andere kant liefdevol omarmend. Gewenteraon is daar een typisch voorbeeld van. De sfeer die Naaijkens neerzet in de tekst, spreekt het drietal duidelijk aan. “Wij maken zelf ook mee dat bekende Bekenaren overlijden die wij uit onze jeugdjaren kennen. Veel gebouwen die er vroeger waren zijn er nu niet meer. Wij zijn nu allemaal rond de zestig dus dan krijg je dat je je daar een beetje mee gaat identificeren.“ De spot loopt steeds tussen de woorden door. Ut lékt hil wé neemt ook de gemeenteraad op de hak.
De kwakzalver is een lied, geschreven door Kees Hensbroek, over een likeurtje. Het likeurmuseum ontwikkelde dat drankje in samenwerking met een plaatselijk restaurant. Het trio bezoekt het etablissement enkele keren per maand maar vooral als huisorkest. Ook de tekst van Stel oe veur is van Kees Hensbroek. “Hij past teksten aan,” vertelt Al, “eventueel op muziek van bevriende groepen, zoals 'Katastroof'. Dat is een orkest uit Antwerpen. Die teksten mogen wij gebruiken. Die willen wij niet klakkeloos overnemen.” Dus verandert de Antwerpse situatie in die van Hilvarenbeek. “'Katastroof' maakt veel liedjes waar ze een beetje tegen de kerk aanschoppen.” De zoon van Meneer Pastoor is zo’n bewerkt Antwerps liedje. De twee orkestjes maken ook regelmatig samen muziek, zowel in Antwerpen als in Hilvarenbeek. “Zij spelen hier op 'Elastiekmuziek' en wij zijn regelmatig op bezoek in Antwerpen.” Dat gebeurt jaarlijks wel drie of vier keer. “Uitwisselingen, jamsessies en in kroegjes muziek maken. Als wij een uitstapje hadden dan gingen we bijna altijd naar Antwerpen. Daar hadden we dan contact met die mannen en ontstond er gewoon die gezellige muzikale sfeer.“
De schralen hovenier klinkt als een oud marktlied. “We hebben daar ook een vaan bij waar tekeningen op staan” licht Harry Al het vers toe waar aan het eind de scheve toren van Hilvarenbeek weer opduikt.
In den hemel is typisch voor Brabant. De stijl, toon en woordkeuze vind je vrijwel nergens anders. De hemel staat te kijk als een soort seksparadijs. “Ik weet niet of het overal geaccepteerd wordt,“ zegt Al. “Als wij optreden hier in Hilvarenbeek dan zijn dat liedjes die de mensen gewoon vragen. Op de eerste cd waren we eigenlijk ook al bezig met die dubbelzinnige teksten over Tante Janine en Patertje Karel en een elektrische deken. Die worden nou nog regelmatig gevraagd. Dat zijn echte sfeerliedjes voor in de kroeg.”
Humor is het handelsmerk van Jan Naaijkens. De scherts is ook het stempel dat het 'Biks Trio' op deze cd drukt, want echt droevige liederen zingt het drietal niet. Tenzij het smartlappen zijn waar de tragiek volop afdruipt en daar begint Zwarte Lisa al aardig op te lijken. Zo bevat deze schijf veel lol op leuke muziek, uitgevoerd door een stel ervaren muzikanten.
Òn de bar mee ut Biks Trio
(www.bikstrio.nl)