23 mei 2009
BN DeStem op het web
Een ware ambassadeur van het Brabantse dialect
door Govert van Veen
WOUWSE PLANTAGE - Naantje, de vrouw van Michel de Koning, is zo mogelijk nog trotser dan haar man zelf. "Als je ziet wat hij in de afgelopen dertig jaar allemaal heeft gedaan. Ik was veel alleen thuis. Maar prachtig toch, hè, dat lintje."
"En die speld, die moet je toch wel veel gaan dragen, hoor Michel."
Michel de Koning schudt zijn hoofd. Hij is niet zo oranjegezind, zegt hij. En aan uiterlijk vertoon heeft hij een hekel. De wetenschap dat hij gedecoreerd is, nog wel tot ridder, dat ze hem kennelijk hebben gewaardeerd, is hem genoeg.
"Maar de dingen die ik gedaan heb, en nog doe, waren en zijn altijd met anderen. Voor hen is dit lintje óók bedoeld."
Al die activiteiten, het is haast te veel om op te noemen. Michel de Koning maakte zich, in allerlei gremia, als schrijver en bij lezingen en als gespreksleider, sterk voor het Brabants dialect. Ook maakte hij zich maatschappelijk verdienstelijk in onder andere kerk- en onderwijsbesturen en hij zette zich in voor de wielersport, bijvoorbeeld als voorzitter van rijwieltoerclub Zomerlust, als bestuurslid van RSC De Zuidwesthoek, als lid van het KNWU-districtsbestuur, lid en voorzitter van de Kermisrondecomité Wouwse Plantage en organisator en gespreksleider in menig Brabants wielercafé. Ook publiceert hij in wielertijdschrift Helden.
Hij is een ware ambassadeur van het Brabantse dialect. En de inzet dáárvoor beschouwt hij zelf als zijn grootste verdienste. "Dialect is mijn moedertaal. En als mensen met hun moedertaal niet zorgvuldig omspringen, dan raakt dat aan het diepste van je wezen. Zo zie ik dat. Tegenwoordig behoort het dialect ook tot het zogenoemde Brabants erfgoed. Tuurlijk staat het dialect onder druk. Het zal ook wel vervlakken. Ik pleit voor kennismakingsprogramma's op scholen."
Dat dialect, dat had nog te maken met zijn beroep, als leraar Nederlands, eerst aan het Sint-Odulphuslyceum in Tilburg en later, van 1974 tot 2004, aan het Norbertuscollege in Roosendaal.
Maar wielrennen, dat is pas echt een passie. "Ik ging als klein jongetje al naar de koers. M'n moeder had een neef die aan wielrennen deed. Maar als vrouw naar de koers gaan, dat was toen ongepast. Dus ging ik, en bracht ik thuis verslag uit van het koersverloop."
Achter zijn huis in Wouwse Plantage, in een speciaal als bibliotheek ingericht apart gebouw, tussen de ongeveer tienduizend boeken, staan er dan ook legio over de wielersport. Ze worden door hem gekoesterd, net als de herinneringen aan dat nationaal kampioenschap bij de amateurs van Jac van Meer, uit zijn eigen Wouw.
"Het was, in 1980, een hoogtepunt voor me."
Een ander: dat door hem geleide legendarische wielercafé in het Roosendaalse Verkadehuis. Waar de Willebrordse vedetten van weleer, Wout Wagtmans en Wim van Est, het op een even vermakelijke als felle manier met elkaar aan de stok kregen over de positie van Wim, in de gele trui, vlak voor diens beroemde val in het ravijn. "Prachtig was dat, historisch zelfs."
Dan is het gesprek afgelopen. Precies op tijd voor de tv-uitzending van de Giro. Want die passie voor het wielrennen, die gaat nooit meer weg.