9, Jaargang 3, nummer 1, maart 2006
Brabants op het web
Joop van den Bremen
Voor u beluisterd
Legs Boelen, een veelzijdig kunstenaar
“Ik ben alles evenveel en het een bestaat bij de gratie van het ander” zegt de schilder, vormgever, musicus en dichter. Ooit zaagde hij penselen open en stopte er microfoons in. “Zodat je kon horen dat ik schilderde.” Van een palet bouwde de schilder een viool en hanteerde de musicus een penseel als strijkstok; ook op het podium. “Ik kan het niet nalaten de verschillende vormen van kunst te onderzoeken en verbindingen te maken tussen die vormen. Ik heb periodes in mijn werk waarbij de nadruk ligt op het een of op het ander. Die volgen elkaar altijd in een soort ritme op. Dus is er een periode dat ik heel intensief schilder en bijna geen muziek maak. Dan maak ik weer intensief muziek en schilder bijna niet. Nu is er een periode dat ik veel kleine beeldjes heb gemaakt van allerlei afvalmateriaal. Die geven dan weer aanleiding tot gedichten of liedteksten. Zo verbinden de dingen zich in de tijd met elkaar.” Eind vorig jaar voltooide de kunstenaar uit Nieuwkuijk een dichtbundel. Die is niet in de handel verkrijgbaar. “Ik maak daar zelf mooie kopieën van op duur papier.” Ingebonden in leer, genummerd, gesigneerd met nog een handgeschreven gedichtje achterin, is Vurbeeld en Naoklaank bij Legs Boelen (boelenjoannes@home.nl) verkrijgbaar. Naast die luxe uitvoering bestaat er ook een eenvoudige versie. Begin dit jaar verscheen van zijn muziekgroep ‘Boelen’ bovendien nog een nieuwe cd.
Legs Boelen werd in 1951 geboren in Drunen. “Mijn vader was een kerkmusicus die missen schreef maar ook liederen met carnaval en voor bruiloften en partijen. Bij ons is de kerkmuziek en de volksmuziek met de paplepel ingegeven.” Legs groeide op tussen Drunen en Elshout en bemachtigde bij de plaatselijke slager zijn eerste varkensblaas. “Als er geslacht werd in de buurt dan was ik daar als haantje de voorste bij. Wij hadden zo’n smerige slager die tegen de kinderen die eromheen stonden zei: ‘wie de kont kust, krijgt de blaas.’ Op het moment dat je dat deed, drukte hij gauw op de buik. Nou dan zat je dus vanonder tot boven vol poep, de smeerkees. Maar ja, je kreeg wel die blaas.” Thuis werd het ding opgeblazen en gedroogd om er een foekepot van te maken. “Daarmee gingen we langs de deuren en zongen, zoals in die tijd nog gebruikelijk was.”
Uit zijn muziekgezelschap Tweedragt kwam - zo’n vijf jaar geleden - het Waspiks Foekepot Ensemble als act tevoorschijn. Boelen ontwikkelde zich daarbij tot expert. “Zo’n blaas is eigenlijk niks voor een foekepot. Die is veel te slap. In één avond is die kapot. Langzaam zijn wij naar betere vellen toegegaan, kalfsvellen en geitenvellen. Kalfsvel is dun, vergelijkbaar met een blaas maar sterker. Daar kun je veel langer op spelen. Ik heb nu foekepotten met kunststofvel en een plastic stokje. Op mijn nieuwe cd zitten ze er ook een paar keer in, een beetje verstopt. Dan denk je dat het een bas is. In ieder geval gebruiken we de foekepot nog steeds; ook bij optredens.”
Helaas is het foekepot-ensemble niet zo uitgegroeid als Legs Boelen wilde. “Zo’n kwartet met een bas-, een alt-, een tenor- en een sopraanfoekepot kun je verdubbelen.” Graag had hij er een groot serieus, klassiek ensemble mee van de grond getild. “We hadden zelfs een paar componisten die geïnteresseerd waren om daarvoor te schrijven. We wilden niet alleen oude bedelliedjes spelen maar kijken of we daar echt iets muzikaals mee konden doen. Dat is helaas nog niet gebeurd.”
Muziek speelt een belangrijke rol in het leven van de gitarist Legs Boelen. Vòòr legendarische groepen als Wargaren en Fungus, maakte hij in de zestiger jaren al Brabantse folk en interviewde hij ouderen om liedjes te vergaren. D’ Eendragt heette de groep en gitarist Erik Pullens was er toen ook al bij. Nu spelen Boelen en Pullens samen met Hans Arends (saxofoon en fluit) in ‘Boelen’. Op de eerste cd Aachterom van die groep passeerde ‘plattelands psychedelica’ met veel rock. De nieuwe schijf is minder bombastisch. “Fijnzinniger, kleiner omdat we voornamelijk met zijn drieën spelen en niet met drums en bas. Er zit wel hier en daar een basje onder, maar heel zacht. Het is veel transparanter.”
Muziek van ‘Boelen’ is op traditionele melodieën gebaseerd en in de teksten klinkt vooral Brabants door. “Omdat ik daarin mijzelf kan zijn”, verklaart de tekstschrijver. “In het Nederlands heb je veel meer woorden tot je beschikking dan in het Brabants. Maar toch vind ik het een uitdaging om met dat beperkte aantal woorden mijn ding te kunnen zeggen. Het is de taal van mijn ziel.” Dat blijkt in Vurbeeld en Naoklaank. In die samenvatting van ‘jarenlang gekrabbel in kleine boekjes’, aangevuld door een verse gedichtenstroom, verwoordt hij het in ‘Nederlandse taol’ als volgt:
Of ik ze haol
uit goot of bajes
irste kaomer of T.V.
van wie dan ook
Wie brocht ze mee
die woorden
hebben
allemaol
munne taol verrijkt
mi kennis
over verder.
Misschien is‘t daorom
dè ‘k
nou ‘t nog kan
en’t steeds meer mis
in’t Druunens schrijf
dè’t mijne is.