Limburgs Dagblad op het web

De verteller moet de klas uit

In 1967 was hij zo’n beetje de jongste aardrijkskundeleraar van Nederland. In dat jaar begon Paul van Loo op 22-jarige leeftijd met lesgeven aan het Franciscuscollege in Rotterdam. Nu, 43 jaar later, is hij de oudste aardrijkskundeleraar van ons land als hij stopt met lesgeven aan het Bernardinuscollege in zijn geboorteplaats Heerlen. Net als het Rotterdamse college een oorspronkelijk door de paters franciscanen geleide school. Een beetje streng dus. Althans vroeger.
Een gesprek met Paul van Loo over zijn onderwijscarrière kun je beginnen bij het begin of bij het einde van die loopbaan. Maakt niets uit. Steeds weer geeft de in Landgraaf woonachtige Heerlenaar blijk van zijn grote liefde voor het lesgeven. Kinderen in een klas, dat is zijn leven, zo blijkt. En nu moet hij stoppen. Ja, hij moet. Hoewel we in Nederland spreken van een pensioengerechtigde leeftijd van - nu nog - 65 jaar, wordt de leraar met de ietwat lange, beetje grijze haren de klas uit gestuurd. Hij moet zich melden. Niet bij de directeur, maar bij Drees. „Ik was graag nog een paar jaar doorgegaan. Lesgeven vind ik fantastisch. Het klinkt misschien een beetje raar, maar ik ben in die 43 jaar nog nooit één dag met tegenzin naar school gegaan. Ik vind het jammer dat ik moet stoppen. Zeker ook omdat ik vind dat ik best nog wat te vertellen heb aan jonge mensen.”
Ook toen Van Loo in 1967 begon met lesgeven - hij had zijn opleiding aan de universiteit van Utrecht nog niet eens compleet afgesloten, maar was jong getrouwd en moest dus geld verdienen - had hij die jonge mensen al iets te vertellen. Terwijl hij zelf nog een ‘schneuzel’ was, een broekie. „Ik werd voor de leeuwen gegooid. Stond voor een klas van dertig Rotterdamse jongens van 4 hbs die eerst de mulo hadden gedaan. Dat waren best wel mondige Hollandse jongens. Die wezen me soms terecht, maar dat gebeurde nooit op een vervelende manier, altijd netjes. En daar stond ik dan voor met mijn 22 jaren en mijn zachte g. Ik droeg geen kostuum, had niet eens een colbertje, terwijl de andere leraren in een driedelig kostuum rondliepen.
Van lesgeven wist ik niets. Ik volgde gewoon mijn gevoel en dat zei me dat ik zo duidelijk mogelijk moest zijn, structuur moest aangeven. Kinderen hebben structuur nodig. In het begin was het af en toe wel een beetje chaos bij mij in de klas, maar het werd nooit een puinhoop. Toen ik zes jaar later voor het eerst in Heerlen voor de klas stond, dacht ik: wat zijn de kinderen hier braaf!”
Paul van Loo begon met lesgeven voordat hij zijn aantekening didactiek had. „Als je het niet in je hebt, als je niet de passie hebt om les te geven en niet veel van die kinderen houdt, kun je doen wat je wilt, maar dan wordt het nooit wat. Iemand die het niet in zich heeft om te vertellen, kun je nooit leren om les te geven. Ik heb die didactiek nooit gemist. Vond de colleges didactiek ook de slechtste die ik ooit gevolgd heb. Omdat ik op de hbs een A-pakket had, dus talen en geen wiskunde, vond ik de meteorologische weerkunde het moeilijkste dat ik in Utrecht heb gestudeerd. De passie waarmee de hoogleraar het vak bracht, zorgde er echter voor dat het smullen geblazen was van zijn colleges en opeens was dat ook niet meer zo moeilijk. Als je het maar goed uitlegt. Die oude matadors in Utrecht hielden van hun vak en van lesgeven. Dat is ook steeds mijn leidraad geweest. Zoals Goethe in zijn Faust zegt: Man lernt nur von dem, den man liebt. Probeer het maar eens goed te doen als de kinderen je niet aardig vinden.”
Dat Paul van Loo aardrijkskundeleraar zou worden, was niet zijn eerste keuze. Eigenlijk wilde hij naar de sportacademie. Daarvoor werd hij afgekeurd na een rugblessure. Aardrijkskunde zat er echter van huis uit ook al in. Zijn oudste zus was aardrijkskundelerares op het Coriovallumcollege in Heerlen. Na vijf jaar Rotterdam en een jaar Utrecht kwam Paul ook op die middelbare school terecht als aardrijkskundeleraar. „Tijdens het sollicitatiegesprek werd mij als eerste gevraagd of ik een broer was van juffrouw Van Loo. Toen ik daar bevestigend op antwoordde, was ik in feite al aangenomen. Ik bleef er tot 1990. Toen ben ik overgestapt naar het Bernardinuscollege. Aardrijkskunde is een fantastisch vak. Als je iets van de wereld wilt begrijpen, moet je iets weten van aardrijkskunde en geschiedenis. De historie en de plaats waar die zich afspeelde, zijn enorm belangrijk. Aardrijkskunde gaat over het ontstaan van het leven op aarde, maar ook over hoe we onze wereld hebben ingericht, hoe we leven en wonen. Mij interesseert dat enorm en ik vind het leuk om de kinderen in de klas te vertellen over dingen die mij bezighouden. Maar mijn lessen gaan soms ook over heel andere dingen. Over cultuur en dan laten zien waarom mensen in bepaalde landen denken en doen zoals ze denken en doen. Praten over de islam en het christendom bijvoorbeeld. Allebei woestijngodsdiensten. En dan ben je ook weer bij de aardrijkskunde.”
Over de leraar Paul van Loo zegt hij: „Ik ben een autoriteit, ben in de ouderwetse zin van het woord leraar. De popie Jopie uithangen past niet bij mij. Als ik lesgeef, ben ik behoorlijk serieus. Dat is mijn karakter.”
Kinderen - Paul van Loo hoor je opvallend weinig het woord leerlingen gebruiken - die voor het eerst les van hem krijgen, hebben het niet gemakkelijk, geeft hij toe. „In het begin zeggen ze altijd dat ze mijn proefwerken heel moeilijk vinden. Gaandeweg het jaar worden de cijfers dan beter. Dan begrijpen ze wat ik van ze wil: zelf nadenken. Niet zelf werken. Daar ben ik niet zo’n voorstander van. Dat zet volgens mij geen zoden aan de dijk. Wel vragen stellen en je afvragen: wat staat er, begrijp ik het? Zoals gezegd, ik ben een verteller. Er zullen zeker kinderen zijn die dat saai vinden.”
Van moderne hulpmiddelen is hij niet zo’n fan. „Beamers, computers of smartboards gebruik ik niet. Weet niet eens hoe ik ze zou moeten gebruiken. Het is niet dat ik het niet wil. Ik vervloek ze niet, het past gewoon niet bij me. Ik ben een lezer. Kijk thuis ook weinig televisie. Geef mij maar een krant met veel bijlagen. De leerlingen van tegenwoordig groeien op in een beeldcultuur. Die hebben alles al gezien.Wij hadden vroeger op school diaprojecties. Daar hoef je tegenwoordig niet meer mee aan te komen. Op Google vinden ze alles wat ze willen zien. Daarom vertel ik het op school. Ik probeer de leerlingen zo ver te krijgen dat ze een beeld hebben bij het verhaal. Dan kunnen ze vervolgens thuis op de computer kijken hoe dat er uit ziet. Ik vind het overigens prima dat jonge collega’s die moderne hulpmiddelen wel gebruiken. Als je de kinderen maar kunt enthousiasmeren, ze maar kunt raken, als ze maar na afloop zeggen: ik heb iets geleerd.”
We praten over de invoering van de Mammoetwet (elke leerling eenzelfde basis), in 1968, ongeveer op het moment dus dat hij leraar werd. „Ik moet heel lang nadenken of ik iets weet dat sindsdien verbeterd is. Niets dus. De oude hbs, mms en mulo waren goede opleidingen. In die onderwijssystemen kregen leerlingen op een behoorlijk niveau les. We hebben na invoering van die Mammoetwet steeds geprobeerd om het onderwijs aan te passen aan nieuwe generaties leerlingen. Dat is fout. Ik heb zes jaar lagere school gevolgd op de Broederschool in de Heerlense wijk Molenberg. Van onze klas gingen zes jongens naar het Bernardinuscollege, tien naar de mulo en de rest naar de ambachtschool of de OVS, dat is de school waar je werd opgeleid tot mijnwerker. Al die kinderen uit mijn klas hebben indertijd iets goeds geleerd. Tegenwoordig weet ik dat niet meer zo. Het bizarre in het onderwijs is dat steeds gezegd wordt dat het leuk moet zijn. Dat vind ik zo’n onzin. Alsof onderwijs leuk moet zijn. Schwere Wörter (het Duitse idioomleerboek van vroeger, wb) was niet leuk. Dat was woordjes er in beuken. Ik vind het een diskwalificatie wanneer gezegd wordt dat onderwijs leuk moet zijn. We zijn doorgeslagen in het opleuken van het onderwijs.
En in al dat opleuken zat geen verbetering. Ik doe nu in feite niets anders dan ik veertig jaar geleden deed. Het kind verandert en de maatschappij verandert, mijn manier van lesgeven niet. Buiten school vinden de kinderen genoeg dingen die leuker zijn dan les krijgen. Ik vind de kinderen van tegenwoordig even aardig als die van vroeger. Maar ik vind de maatschappij lastig voor opgroeiende kinderen. Het is niet meer zo eenvoudig als vroeger om een school rustig af te maken. Buiten het volgen van lessen zijn er namelijk zoveel dingen die veel leuker zijn.”
Dit laatste geldt blijkbaar niet voor Paul van Loo zelf! Eigenlijk had hij drie jaar geleden al kunnen stoppen. „Ik had er op 62 jaar plus drie maanden uitgekund. Veel collega’s en anderen vonden het onbegrijpelijk dat ik niet ging, maar het is nooit ter sprake gekomen. Ik ben gewoon doorgegaan. Toen dit schooljaar begon, wist ik dat het mijn laatste jaar zou worden. Ik had graag nog een jaar of twee willen doorwerken, maar heb die knop inmiddels omgedraaid. Ik stop. Op 16 juli is mijn laatste schooldag. Maar ik zal het missen. Met jonge mensen omgaan, houdt je eigen geest jong.”
Dus Nog noëts zoë donker gewees, de titel van de grote Limburgse dialecthit die Paul van Loo in 2003 had samen met Ivo Rosbeek, is nu ook een beetje op hemzelf van toepassing? Paul van Loo citeert de Indiase politicus, pacifist en wijsgeer Mahatma Gandhi. „Als je doet wat je leuk vindt, hoef je niet te werken … Die spreuk past wel bij mij.” Hij lacht met ondeugende pretoogjes en vervolgt: „Ik heb een fantastisch leven. Heb een goede relatie en leuke hobby’s. Daar krijg ik mijn tijd wel mee gevuld, daar ben ik niet bang voor. Optreden met onze coverband The Black Stars vind ik fantastisch om te doen. Iedereen swingt op onze jaren zestig rock ’n roll. En samen met Ivo Rosbeek doe ik andere dingen. In de dialectliedjes die ik met Ivo maak, ben ik weer de verhalenverteller, die ik op school was.”
Op het podium komen er overigens ook enkele mijlpalen aan voor de afzwaaiende aardrijkskundeleraar. Volgend jaar bestaat The Black Stars vijftig jaar en is Paul van Loo dertig jaar zanger van deze rockband. Hij herinnert zich zijn allereerste optreden met een popband. „Dat was ruim veertig jaar geleden op een schoolfeest op dat college in Rotterdam. De band Zen speelde er nummers uit de film Hair. Ik kende een van de jongens uit die band uit Utrecht en tot stomme verbazing van de leerlingen en leraren riep hij mij het podium op om een liedje mee te komen zingen.”

terug naar Paul van Loo


Deze pagina is bijgewerkt op