11 maart 2009
De Limburger op het web
11 maart 1999
Venlonaar van de eeuw Frans Boermans overleden
Op 11 maart 1999 overleed de Venlose liedjesschrijver Frans Boermans. In oktober van hetzelfde jaar werd hij uitgeroepen tot Venlonaar van de twintigste eeuw. In 1984 werd Frans Boermans al gekozen tot Venlonaar van het Jaar.
Van de meer dan 130 door hem geschreven liedjes vielen er tussen 1950 en 2000 liefst 59 in de prijzen. Negentien keer won hij de leedjesaovend, onder meer met inmiddels tot klassiekers uitgegroeide liedjes als Twié Bein, As de sterre dao baove Straole, In 't Jaomerdal en 't Maedje van gisteraovend. Liefst zes keer werd een liedje van hem eerste bij het Limburgs Vastelaovesleedjes Konkoers. Vier keer won hij samen met Giel Aerts (Minse wie weej in 1988, De Knapperikke in 1989, Waat hebbe we 't toch good in 1992 en Heej of dao in 1994), een keer met Sef Gubbels (Had ik maar in 1997) en een keer met Wim Roeffen (Josefien in 2000, dus na zijn dood).
Zijn grootste succes en het liedje waar hij het meest trots op bleef, was Och waas ik maar, geschreven in 1958. Tijdens de Venlose leedjesaovend werd het slechts tweede (overigens achter een ander liedje van Boermans en Luxembourg: Waat kan ik dao aan doon?), maar in de uitvoering van Johnny Hoes maakte het in 1961 nationaal, en in andere vertolkingen zelfs internationaal furore. Het singletje van Hoes ging liefst vijfhonderdduizend keer over de toonbank.
Echt genieten daarvan konden Boermans en Luxembourg in eerste instantie niet. Want al snel nadat de uitvoering van Hoes op de markt kwam, barstte de kritiek los. De liefhebbers van de Venlose carnavalsliedjes vonden dat de in Weert wonende schlagerzanger een smakeloze vertaling had gemaakt. Ze verklaarden hem daarom de oorlog. Die Hollander moest van de Venlose liedjes afblijven, want die waren iets geheel eigens, een onvervreemdbaar onderdeel van de cultuur. Ook de auteurs van het lied kregen er van langs. Zij hadden nooit goed moeten vinden dat Hoes het liedje vertaalde en zouden het geld moeten weigeren dat ze er mee verdienden. Gezien de commotie durfde Boermans pas na enkele maanden schoorvoetend toe te geven dat hij zelf de Nederlandse tekst had geschreven.
Frans Boermans schreef niet alleen carnavalsliedjes. Ook als auteur van 'gewone' liedjes deed hij het goed. Hij was bijvoorbeeld een van de mensen achter het succes van de Venloos-Blerickse dialectformatie De Vrijbuiters, waarvoor hij nummers schreef als 't Drama op de Erflaters-hacienda en d'n Hemeltango. Ook hielp hij het duo Lottie (Boermans, zijn dochter) en Ben (Verdellen, een van de Vrijbuiters) aan mooie liedjes als Gezondheid en Gelök en As emus mich zoel vraoge.
Zelf was hij het meest verguld met het welslagen van zijn revues, een onderneming waaraan hij in 1980 begon. Dat jaar werd de eerste Venlose revue Waat ennen Tièd opgevoerd, waarvoor hij de verhaalbasis bedacht en een groot deel van de teksten en liedjes schreef. Daarmee ging een oude droom in vervulling, want als jongeman al wilde hij niets liever dan acteur en auteur worden. Door allerlei omstandigheden kwam dat er niet van en moest hij als leraar de kost verdienen. Na die eerste revue, gezien door ongeveer zestienduizend mensen, volgden er nog vier: Stel ôg ens veur (1983), Huzaareslaaj (1989), Det had ge gedruimp (1993) en Waat ennen Tièd II (2000). Zeer tot zijn genoegen, want zo wilde hij na zijn dood op 11 maart 1999 bovenal herinnerd worden: als de man van de revues. Aan hem gedacht werd er na zijn overlijden. En niet alleen omdat er nog een revue werd opgevoerd en hij nog enkele malen met liedjes in de prijzen viel.
Diverse mzikale huldes vielen hem ten deel, zoals door popgroepen en artiesten uit Venlo en omgeving. Zij namen op geheel eigen wijze liedjes van hem op, in uiteenlopende muziekstijlen, variërend van rock tot blues. Met de cd Leedjes veur de ièwigheid wilden de initiatiefnemers laten zien dat Boermans' liedjes universeel zijn en niet alleen met carnaval kunnen worden gezongen. Een andere muzikale hommage was de cd Petje aaf veur al die schoëne leedjes, waarop 130 Limburgse zangers en zangeressen een medley van Boermans-liedjes brachten. Maar het bleef niet bij muzikale huldes. Boermans, die al eerder onder meer de Toon Hermans Legpenning van de Bond van Carnavalsverenigingen in Limburg en de Jo Hansenprijs (omdat hij met de hoge kwaliteit van zijn liedjes de standaard had gezet voor het Limburgse carnavalslied) had gekregen, werd in oktober 1999 verkozen tot Venlonaar van de eeuw. Aan de verlening van die eretitel was het maken van een buste verbonden. Het ongeveer zestig centimeter hoge, door beeldhouwster Mientje Maas vervaardigde bronzen borstbeeld staat sinds enige tijd in het Limburgs Museum te Venlo. Daar heeft het een plaats gekregen in de zaal die over volksfeesten, en dus ook over carnaval, gaat. Frans Boermans, de ondanks zijn vele successen zo bescheiden man, die het liefst op de achtergrond bleef, staat hier mooi in een hoekje van waaruit hij alles stilletjes genietend kan volgen.'