19 september 2007
De Trompetter op het web
'Een rode bom, verpakt in bronsgroen papier'
Door Jean Knoors
Obbicht - Dinsdag 18 september zou wijlen zanger en auteur Herman Veugelers 70 jaar geworden zijn. Het Ecrevissecomité uit Obbicht heeft op die dag haar medeoprichter op passende wijze herdacht op het kerkhof van zijn geboortedorp Obbicht, waar de urn met zijn as bewaard wordt.
25 juli 2000 werd Limburg en vooral de Westelijke Mijnstreek opgeschrikt door het bericht, dat zanger en auteur Herman Veugelers, woonachtig in Limbricht maar Obbichtenaar van geboorte, vrij onverwacht was overleden op 62 jarige leeftijd. Zijn plotselinge dood op te jonge leeftijd bracht grote verslagenheid teweeg bij zijn talloze vrienden en bewonderaars. De grote sympathie waarop Herman kon rekenen kwam na zijn afscheid nog eens heel nadrukkelijk naar voren, toen op zondag 12 januari 2003 in zijn geboorteplaats Obbicht de verzamel-cd Hemel en Aerd werd gepresenteerd in een overvolle harmoniezaal. De grote belangstelling en de waardering van tal van collega-zangers en bewonderaars die Herman toen postuum te beurt viel was zeer indrukwekkend en verblijdend tegelijk.
Herman was als dialectzanger een unieke verschijning in Limburg. Waar gerenommeerde collega’s van Herman de schoonheid van het Limburgse Land bezongen, bewandelde hij als enige het niet altijd gemakkelijk te belopen pad van de protestzanger. Vooral hoogwaardigheidsbekleders in kerkelijke en wereldlijke kringen spraken over het optreden van Herman, zeer ten onrechte overigens, de banvloek uit en verboden diens optreden van parochiekerk tot provinciehuis. Desondanks bleef Herman het in zijn lied- en toneelteksten opnemen voor de rechten van de zwakkeren in de steeds ingewikkelder wordende samenleving. Daarbij was vooral de ongelijkwaardige positie van de vrouw in kerk en samenleving hem een doorn in het oog. Maar ook de stelselmatige en vergaande aantasting en verloedering van de natuur door overheden was een telkens terugkerend thema in zijn werk.
Herman was strijdbaar voor de goede zaak van recht en gelijkberechtiging van de medemens. Het was zijn belangrijkste drijfveer om anderen ook strijdbaar te maken en zich niet dwangmatig en kritiekloos te onderwerpen aan de vaak onbillijke regels van overheden. Die houding was hem als het ware aangeboren of minsten een product van zijn eigen leefwereld. Herman werd namelijk geboren in Obbicht in een mijnwerkersgezin in de arbeiderskolonie ’t Hčtje, gelegen aan de Bornerweg. Van kindsbeen af aan heeft hij daar dagelijks ervaren hoe het zware vak van mijnarbeider roofbouw pleegde op de gezondheid van zijn vader en de leefomstandigheden van diens gezin. Het verbaasde vrienden en bekenden van Herman dan ook niet, dat hij het in zijn latere loopbaan telkens weer opnam voor de vaak slechte positie van de arbeiders en de zwakkeren in de samenleving. Velen herkenden zich in die opvattingen en dat leverde Herman bij tal van jongeren een dankbaar en enthousiast gehoor op.
Geheel passend in de opvattingen binnen arbeidersgezinnen van die tijd ging Herman na de lagere school naar de Ambachtsschool Pastoor Jacobs te Sittard, waar hij in 1952 het diploma smidbankwerker en in 1953 dat van automonteur behaalde. Maar Herman had echter beduidend meer in zijn mars en begon daarom aan een middelbare studie met het aanvankelijke doel om priester te worden. Die laatste opleiding brak hij af om uiteindelijk in het onderwijs te geraken als laatste aan de Pabo te Maastricht. Haast dwangmatig verplichtte hij collega’s en zijn gehoor tot helder kritisch denken en het betrachten van de grootst mogelijke eerlijkheid en rechtvaardigheid.
De volkscultuur lag hem naast zijn onderwijstaak na aan het hart en gewapend met zijn onafscheidelijke gitaar was hij regelmatig te vinden in kerkdiensten, bij actiegroepen en op carnavals- en verenigingsavonden. In Obbicht was hij de bezieler van het Ecrevissecomité, waarvoor hij het z.g. Ecrevisselied schreef, dat nog steeds bij de opening en sluiting van bijeenkomsten van het comité wordt gezongen. Daarnaast was ook het amateurtoneel hem een ware passie. Hij schreef een aantal toneelstukken in het Obbichts dialect die met veel succes werden opgevoerd door Theater Op de Beek. Zijn bekendste toneelwerk: De Heks van Lömmerich werd bij gelegenheid van de viering van 750 jaar Stad Zitterd met groot succes opgevoerd op de binnenplaats van kasteel Limbricht. Nog net voor zijn plotselinge afscheid voltooide Herman Veugelers van dat laatste toneelstuk een boekbewerking, die postuum verscheen als aanklacht van de sociale mistoestanden in de 18e eeuw.
Hoewel Herman Veugelers op eigen kracht zijn doel zeker zou hebben bereikt, was het de toenmalige Regionale Omroep Zuid, voorloper van L1, die de protestzanger een Limburgs een podium bood. Tijdens een carnavalszitting in 1973 in Holtum werd ROZ-programmamaker Jules Dister verrast door het optreden van de onvervalste protestzanger uit Obbicht. Een half jaar later, zo schrijven Ger Bertholet en Hans op de Coul in de toelichting bij de cd Hemel en Aerd, nam Dister het hele cabaretprogramma vol humoristische teksten en Limburgse dialectliedjes van Herman Veugelers op met als dubbelzinnige thema: “Vindt u het ook niet fantastisch, hier in Limburg?”
“Het moeten er velen zijn geweest die meenden een onversneden Limburgse troubadour in huis gehaald te hebben, met een strooien hoedje en gitaar, om vervolgens na de eerste paar zinnen met schrik te ontdekken dat ze een regelrechte rode bom verpakt in bronsgroen papier hadden ingehuurd”, vervolgen Bertholet en Op de Coul. Dat betekende voor Herman Veugelers de doorbraak voor zijn kritische, humoritische en toch onderhoudende optredens op podia voor een extreem gevarieerd publiek, van carnavalsvierders tot kerkgangers en provinciebestuurders.
Een rake typering van het werk van Herman Veugelers staat op de omslag van de cd De Saneringsroute, uitgegeven door de ROZ: “Sinds 1973 (toen Herman Veugelers het liedje schreef Wo mien mooder mich gelieërd haet óm te laeve…, een bewerking van het bekende liedje van Harry Brodon) is Herman Veugelers een steeds specifiekere plaats gaan innemen tussen de oude en nieuwe vertolkers van het Limburgse lied. Qua stem, gevoeligheid en manier van zingen duidelijk gebonden aan een traditioneel genre, heeft hij op een gegeven moment bewust afstand genomen van de romantische en nostalgische inhoud waar dat genre tot dan toe mee geďdentificeerd werd”. Dat maakte Herman Veugelers en zijn werk zo bijzonder en uniek, om niet te zeggen eenmalig, want vóór of na hem is geen artiest erin geslaagd zijn werk te evenaren.
Een hoogtepunt in Herman’s carričre was ongetwijfeld de vertolking van het door hem geschreven stuk Wie ein vluch wilj gauwze, bij gelegenheid van de onthulling van het Monument voor de Overtocht in Obbicht op 1 juli 1999 door Kroonprins Willem Alexander. Gistere blif vandaag tot alles is geheild zijn de woorden van Herman Veugelers die op het voetstuk van de poort naar de vrijheid staan gebeiteld als een vingerwijzing dat de strijd om de vrijheid van onderdrukking en geweld nog steeds doorgaat.
Het werk van Herman Veugelers is voor een belangrijk deel vastgelegd op grammofoonplaat of cd. De belangrijkste daarvan zijn Gaape taege eine bakoave, waarvan de opbrengst ten goede kwam aan het Graetheidecomité; De Saneringsroute en Hemel en Aerd. Het Ecrevissecomité Obbicht is momenteel in de weer om het verzamelde werk aan liederen van Herman Veugelers in boekvorm te laten verschijnen, gekoppeld aan een korte biografie over de sociaal zeer bewogen strijder en boorschappen. Bij het beluisteren en lezen van diens teksten valt het op dat zijn belangrijke en unieke werk ook na vele decennia nog uiterst actueel is.
Elke bijeenkomst van het Obbichtse Ecrevissecomité wordt begonnen en afgesloten met de door Herman Veugelers geschreven ode Pieter Ecrevisse, het zogenaamde Ecrevisselied, dat als volgt luidt:
Höf noe ’t glaas
Op dae jóng van de Maas
Dae zag en dae sjreef wie ’t is
Drenk diene drank
Oet resjpek en oet dank
Op Pieter, genaamd Ecrevisse
Eine kael oet ein sjtök
Mit väöl pech en gelök
En meinigein vónj bie häöm baat
Hae haw Limburg gaer en bleef Obbichtenaer in dčnke, in woord en in daad.