9 augustus 2004
De Limburger op het web
Kerkrades favoriet carnavallist
Nico Ploum (89) overledenWelke Kerkradenaar kent hem niet? Nico Ploum. De auteur van tientallen liedjes, waaronder “Hot de Honder in d'r Sjtal, Rodazengersmarsj, Inne sjunne zommerdaag”. En niet te vergeten zijn bekendste hit: “Kirchröadsjer Maedsjer”. De man die elk jaar zijn bijdrage leverde aan de toespraak van de nieuwe carnavalsprins. Maar ook de peetvader van de Kirchröadsjer Sjlajere en het brein achter de wekelijkse gedichten in het dialect in het huis-aan-huis-blad De Zuid-Limburger in Kerkrade. “En dat waren niet van die Sinterklaasgedichtjes die iedereen kan schrijven”, zegt collega-dichter Hirsch, Herman. “Het waren gedichten waar verhaal in zit, met mooi rijm. Nico was daar echt een meester in. Hij was niet voor niets onze stadspoëet.”
In zijn beginjaren zocht Ploum nog wel eens de grenzen op, zegt Karel Thelen, oud-secretaris van de dialectvereniging Kirchröadsjer Plat en al meer dan twintig jaar een goede vriend van Ploum: “Zijn lied Ja, die mokkel werd in 1949 door de plaatselijke overheid te schunnig gevonden en geboycot. Maar in Keulen scoorde hij een hit. Het duurde niet lang of heel Kerkrade zong. Ja, die mokkel, ja die pöl die wèl iech pütsje.”
Zijn woning aan de Oranjestraat werd wel eens gekscherend Huisje Weltevree genoemd. Zeker in de jaren tachtig toen hij een paar kamers verhuurde aan jongeren en deze woning het middelpunt werd van de dialectmuziek in Kerkrade. Maar waar veel Kerkradenaren hem ook van kennen is zijn fiets. Thelen: “Hij kon beter fietsen dan lopen. Tot ver in de tachtig reed hij nog naar de Ardennen en Noord-Limburg. Hij deed nog allerlei boodschapjes voor zijn zoon die het sanitairbedrijf van hem heeft overgenomen. Knijper in de broekspijpen. Wel altijd een heer, ook op de fiets.”
Het bericht van zijn overlijden kwam voor Hirsch als een een verrassing: “Ploum was een taaie. We wisten dat hij oud was, maar hij kon nooit stil zitten. Was altijd vrolijk. Als hij de kans kreeg dan stond hij achter de microfoon. Soms moest hij dan naar adem happen, maar hij stond er.”
Daarom realiseerde je je niet dat hij bijna negentig was, blijkt uit verschillende reacties. “Een echte levenskunstenaar”, voegt Thelen eraantoe. “Je kon nog geen vijf minuten bij hem binnen staan of hij zat achter de piano. Hij had zich het dialect op een heel specifieke manier eigen gemaakt: recht voor zijn raap, kort, bondig, sterk met de omgeving verbonden.”
Ploum kreeg in zijn leven erkenning voor zijn werk. Hij werd Ridder in de orde van Oranje Nassau en hem viel ook de hoogste plaatselijke carnavalsonderscheiding ten deel: D’r Julde Kompel.
Het afgelopen jaar namen zijn krachten steeds verder af. Rondom de jaarwisseling zette hij zijn wekelijkse gedichten voor de Zuid-Limburger stop. De inspiratie bleef steken. Hartproblemen zorgden ervoor dat hij steeds meer ging slapen en zaterdag werd hij thuis in zijn eigen bed niet meer wakker uit een middagdutje.