15 juni 2004
De Trompetter op het web
Eerste finale LVK in 1977 verliep op zijn zachtst gezegd zéér bijzonder
"Met vastelaovend moeten wij in Limburg Limburgs
zingen, we gaan dus een liedjeswedstrijd organiseren"Geleen - Nee, dat hadden ze niet verwacht. Wat niet? Dat het LVK zo waanzinnig groots zou worden. In de lente van 1977 kwamen de bedenkers van de liedjeswedstrijd voor de eerste keer bij elkaar. De club uit Geleen wilde de oorlog verklaren aan de toenemende populariteit van het Nederlandstalig carnavalslied. Ria Valk, Sjakie Schram en Dikke Leo moesten er aan geloven, of ze wilden of niet. Omdat er van Limburgse artiesten nauwelijks grammofoonplaatsjes met carnavalsliedjes bestonden, was de vastelaovesvierder min of meer gedwongen in zalen en cafés te hossen op 'Worstjes op mijn borstjes' of 'Hup zei mijn Simmetje daar gaat ie weer, door de schoorsteen op en neer'. Dat moet maar eens afgelopen zijn, was het standpunt van de initiatiefnemers onder aanvoering van de enige jaren geleden overleden Bertha Paulissen-Willen. 'Met vastelaovend moeten, wij in Limburg Limburgs zingen. We gaan dus een liedjeswedstrijd organiseren. Waar? In onze eigen Geleense Hanenhof."
De componisten, tekstschrijvers en artiesten reageerden vrij koel. De kranten plaatsten een paar kleine artikelen over de liedjeswedstrijd, de provinciale zender ROZ zweeg als een graf - in tegenstelling tot de provinciale ziekenhuisomroepen die wel hun best deden - en met de inschrijvingen liep het zeker geen storm. Maar toch, de organisatie nam net genoeg aanmeldingen voor een avondvullend programma in ontvangst. Op de grote dag zelf woonden achthonderd toeschouwers het debuut van het LVK in een uitverkochte Hanenhof bij. Voornamelijk familie en vrienden van de zangers en zangeressen. Uiteraard ook belangstellenden, nieuwsgierigen en niet te vergeten sceptici. Oh sceptici, die waren er veel. Want carnavalvierend Limburg stond eigenlijk niet te wachten op een 'algemeine vastelaovessjlager'. Helemaal niet zelfs. Jean lnnemee herinnert zich dat platenmaatschappij Telstar al eens een poging had gewaagd om van liedjes uit meerdere steden de langspeelplaat 'Gouden Gillers' uit te brengen. "Dat werd geen succes, ik weet nog goed dat hier maar weinig platen van verkocht zijn. Onze provincie was daarvoor te verdeeld. Limburg geloofde dan ook niet in het plan van die club enthousiastelingen uit Geleen."
De finale op 18 november 1977 verliep op zijn zachtst gezegd zéér bijzonder, mede omdat de zangers, zangeressen, componisten en tekstdichters zich totaal niet op hun gemak voelden... Zij hadden geen enkel idee hoe hun liedje zou klinken... Speciaal voor de finale was een orkest samengesteld dat bestond uit leden van The Walkers, The Classics, Quasimodo, Rainbow en Windmill. Conny Peters maakte de arrangementen met behulp van de cassettes die de kandidaten bij het inschrijven hadden ingestuurd. Het orkest had natuurlijk meerdere malen gerepeteerd, maar zonder dat de finalisten hierbij aanwezig waren! De artiesten hoorden hun eigen liedje in de definitieve versie van arrangeur Peters en het orkest pas voor het eerst terug terwijl zij reeds op het podium stonden! Ongelooflijk, maar waar. De jury in de zaal bestond uit: Pierre Cnoops, Ruud van Wersch, Dolf Dokter, Jan Dirx, Jean Janssen, Jules Jansen, Erna van Gerwen, Math Jaminon, Wim Schulpen, Ans van der Veeken en Adri-Jan Hoes. De bezoekers deponeerden hun stembriefje in een van de elf tonnen die in de zaal stonden. De schrijvers van de liedjes bleven geheim tot na de uitslag.
Ondanks de povere voorbereiding van de finalisten verliep de wedstrijd zonder serieuze kleerscheuren en met een winnaar die er zijn mocht: Van Eysde tot de Mookerhei, de muzikale pennenvrucht van Jean Innemee en Bert Salden. En aangezien Telstar bij die eerste aflevering een dikke vinger in de pap had (nagenoeg alle muzikanten van het orkest stonden bij de platenfirma uit Weert onder contract, Bert Salden en Jean Innemee werkten eveneens voor het bedrijf van Johnny Hoes) verscheen de eerste 'algemeine Limburgse vastelaovessjlager' op plaat. Telstar had de zaken overigens goed voorbereid: op 18 december lag de single 'Van Eysde tot de Mookerhei' al in de winkel. Op de b-kant verscheen 'Es 't in Limburg vastelaovend is', dat als tweede was geëindigd. 'Es 't in Limburg vastelaovend is' was ontsproten uit het brein van Phil Schaeken uit Sittard en werd gezongen door Jo Dewaide. Schaeken zal nooit vergeten hoe enthousiast het publiek die avond tekeer ging. "Een geweldige belevenis, met Bertha Paulissen als grote animator. Ik was blij met mijn tweede plaats. Nadat ik 'Van Eysde tot de Mookerhei' had gehoord, wist ik het meteen: dat is de winnaar." Twee andere finalisten van het eerste uur, Ben Erkens en Koos Snijders, bevestigende opinie van Schaeken. Erkens: "Tegen het liedje van lnnemee en Salden kon geen van de concurrenten opboksen." Snijders: "Van Eysde tot de Mookerhei klonk door en door gelikt. Een machtig mooi lied, dat had ik na de eerste tonen al in de gaten. Het publiek zong het refrein direct mee." De winnende tekstdichter Bert Salden: In een mum van tijd werden duizenden singles verkocht. Per verkochte schijf ging 50 cent naar het Limburgs Carnavals Museum. Het lied sloeg in als een bom, Limburg verwelkomde Van Eysde tot de Mookerhei met open armen."
Het eerste LVK had geen betere winnaar kunnen krijgen. Tot op de dag vandaag is en blijft 'Van Eysde tot de Mookerhei' voor veel provinciegenoten het allerbeste liedje dat het LVK ooit heeft voortgebracht. Wat zou er met het Limburgs Vastelaovesleedjes Konkoer gebeurd zijn wanneer bij het debuut in 1977 een ander nummer gewonnen had? Een liedje dat niet zo ijzersterk was? En waarvan niet op stel en sprong' een grammofoonplaat was gemaakt? Het antwoord op deze vragen laat zich makkelijk raden. De vele sceptici hadden dan naar alle waarschijnlijkheid gelijk gekregen, het LVK zou een vroege dood gestorven zijn.