de Volkskrant op het web

Tussen twee zolen en een hoed


De mooiste liedjes ontstaan zonder plan. Beppie Kraft was eens op een feest, waar ze dacht dat een bekende haar negeerde. Ze stapte op hem af en vroeg: `Hé, zou jij me niet eens gedag zeggen?' Antwoordde die man: `De eerste kus gaf ik je met mijn ogen.'
`Dat vond ik zo mooi gezegd, zo poëtisch. Ik dacht: dat moeten we verwerken in een liedje', vertelt Kraft, de koningin van het Limburgse lied. Zo ontstond haar jongste carnavalshit: Ut ierste muilke gaofste met dien ouge.
Wijlen Frans Boermans, een van Limburgs grootste liedjesschrijvers, stond erom bekend dat hij uit het niets een schlager tevoorschijn kon toveren. Zo zat hij eens al prakkiserend naar zijn voeten te staren, en hopla, daar ontstond een lied met de versregel: `Tussen twee zolen en een hoed zat een mens en die zat daar goed.'
`Een regel: uit duizenden om een schlager te beginnen', vindt Peter Jansen uit Blerick, dit jaar winnaar van het Limburgs Vastelaovesleedjes Konkours, het provinciale songfestival aan de vooravond van carnaval. `Als je het in het Nederlands vertaalt, heeft het misschien iets oubolligs: Maar in het Limburgs dialect klinkt het prachtig.'
De onderwijzer uit Blerick is een groot fan van Venlonaar Frans Boermans, 'die meer dan driehonderd liedjes en vijf revues schreef. `Een minimum aan tekst, een maximum aan effect, dat was zijn kracht. Die werkwijze proberen wij voort te zetten.'
Peter Jansen en Wim Janssen hebben lang gepiekerd over hun winnende liedje. Het refrein moest een typisch Venlose uitdrukking hebben. `Dèh dan', werd het, dat volgens Jansen nog het beste kan worden vertaald met het Franse voilà.
Dèh dan, dao isse gaat over een stamgast die zijn pilsje begroet, een ouwe vrijster die toch nog een man vindt en een vrouw die op late leeftijd een kind krijgt. Vooral op het laatste couplet heeft het duo Jansen en Janssen lang gebroed. Pas tijdens een weekeindje in Trier, toen de vrouwen gingen winkelen en zij zich in een café terugtrokken, kwamen ze eruit. Jansen: 'Het valt niet mee een zwangerschap in vier regels te proppen.'
Het gaat slecht met het Nederlandse carnavalslied. Al jaren is er geen nationale carnavalshit meer. De tijden van bloemetjesgordijn en de lijster in de la liggen ver achter ons. Zelfs Pierre Kartner houdt zich tegenwoordig gedeisd. Hij schreef voor Ria Valk nog wel `Geef mij maar Cup-a-Soup, gooi de rest maar op de stoep', maar werd teruggefloten door soepproducent Unilever: En Vader Abraham trok zelf zijn ode aan Emile Ratelband ('ja, het is weer voor mekaar, we hebben een nieuwe Pim met haar') terug, toen bleek dat de hoofdpersoon niet eens één Kamerzetel wist te veroveren.
De malaise gaat voorbij aan Limburg. De provincie die er prat op gaat. het enige echte carnaval ofwel vastelaovend te vieren, koestert haar liedcultuur. Elke stad en elk dorp heeft zijn eigen carnavalskrakers in lokaal dialect. Elk jaar worden honderden liedjes gecomponeerd, door amateurs en professionals.
Kom in een Limburgs café niet aan met André van Duin of Vader Abraham, je wordt weggehoond. Beppie Kraft (56), die al 45 jaar zingt en haar repertoire schat op tussen de vier- en vijfhonderd liedjes, weet nog hoe sommige cafés het in de jaren tachtig probeerden met landelijke krakers als Worstjes op m'n borstjes en Er staat een paard in de gang. Zo'n tent liep in een mum van tijd leeg zodra zulke liedjes werden opgezet. `Er is toen best een hetze gevoerd tegen het Nederlandse carnavalslied. Mede daardoor is het Limburgse lied zo populair geworden.'
Hilde Widdershoven, computerprogrammeur bij een pensioenfonds, heeft inmiddels 8274 Limburgse carnavalsliedjes verzameld op haar internetsite www.dit.is/carnaval. En ze is nog niet eens op de helft, denkt ze. Van alle kanten sturen mensen lokale hits op.
De Maastrichtse kwam op het idee toen ze carnaval ging vieren in Venlo. Ze voelde zich licht onthand omdat ze de Venlose carnavalshits niet kende. Op haar site kun je per stad en dorp de volledige tekst van de lokale krakers horen, en in sommige gevallen ook de melodie. `Het leukste is natuurlijk als je met gelijkgezinden de liedjes kunt meebrullen.'
De Limburgse liedjesschrijvers broeden het hele jaar op nieuwe teksten. Sommige ideeën voor het nieuwe jaar ontstaan al op aswoensdag, de dag na carnaval. Theaterregisseur Theu Boermans, zoon van Frans Boermans, herinnert zich dat hij als kleine jongen vroeger naar bed moest. Zijn vader hoorde hij dan beneden pingelen op de piano. `Als hij wat gevonden had, speelde hij het ons voor. Als we na een paar keer niet spontaan begonnen mee te neuriën, wist hij dat het niks was.'
Elke plaats houdt ieder jaar zijn eigen concours. Dweilorkesten studeren de beste liedjes in om ze tijdens het carnaval rond te tetteren. Peter Jansen uit Blerick: `Elk dorp vindt zijn eigen hits de beste. Ik weet bij god niet wat de schlager van Herkenbosch is. Maar de mensen zingen 'm daar wel drie dagen lang.'
Sommige lokale, krakers krijgen provinciale bekendheid. Daarvoor zorgt het LVK, het Limburgs Vastelaovesleedjes Konkours. Dit jaar waren er 260 inzendingen. Na diverse voorronden volgde twee weken geleden de finale; een avondvullend programma, integraal uitgezonden door de Limburgse omroep L1. Maastricht, may I have your votes? And here are the votes for Roermond. Zo ongeveer gaat het. Peter Jansen, tot zijn eigen verrassing winnaar: `Het is meer een feest dan een wedstrijd. Het is een zaal vol plezier makende mensen.'
Beppie Kraft doet al jaren niet meer mee aan het LVK. De koningin van het Limburgse lied wil anderen een kans geven. Bovendien is ze directeur van Marlstone, de maatschappij die veel carnavalsmuziek uitgeeft en twaalf van de negentien finalisten in haar stal heeft. `De kracht van het Limburgse carnavalslied is de herkenbaarheid en het dialect. Het gaat over het leven, zoals iedereen dat ervaart. Het is' een stukje Limburgse cultuur.'
Toch bespeurt Kraft genreverschillen tussen de regio's: `Het zuiden van Limburg houdt meer van marsritmen, het noorden van walsmuziek. Als ik optreed, houd ik daar rekening mee. In Venlo krijg ik een open doekje voor een mooie tekst. Als ik in Maastricht twee gevoelige liedjes zing, roept het publiek: kom op, we willen polonaise.'
Volgens Theu Boermans kenmerken zijn vaders teksten zich door een mengeling van melancholie en licht absurdisme. `Zijn liedjes gaan over liefde en verlangen. Ze raken de volksziel. Dat wordt in Venlo herkend.' Toch was Boermans sr. zelf geen groot carnavalsvierder. Hij was meer een toeschouwer. `Wat carnaval in zich heeft, had hij ook in zich. Het is een mogelijkheid om aan de werkelijkheid te ontsnappen.'
Eenmaal brak een vastelaovesleedje van Boermans landelijk door. Dat was toen Johnny Hoes een Limburgse tekst bewerkte tot Och was ik maar bij moeder thuisgebleven. In Limburg vonden ze het heiligschennis. Theu Boermans: `Het werd als verraad aan het Venlose carnaval gezien.' Dat Boermans er ook nog wat geld aan overhield, zette eveneens kwaad bloed. Vader Boermans nam wraak door tijdens de carnavalsoptocht mee te rijden als miljonair in een limousine, terwijl zoon Theu er achteraan liep met een kruiwagen vol geld.
Het Limburgse lied is van en voor Limburgers - ook als die hun geboortegrond sinds lang verlieten. Hilde Widdershoven krijgt zelfs mailtjes uit Canada en Australië. `Grappig idee, toch? Limburgers aan de andere kant van de oceaan die aan de keukentafel vastelaovesleedjes zingen.'


Deze pagina is bijgewerkt op