PLAYGROUND
jaargang 11, oktober 2002
tijdschrift van de Stichting Popmuziek Limburg
ARNO ADAMS
Winnaar ING-Priés veur ut Limburgs Leed
Arno Adams (46) uit Belfeld is een laatbloeier. Hij begint pas op 31-jarige leeftijd met het maken van muziek. Eerst in het Engels maar later komt hij erachter dat hij zichzelf vanuit het dialect beter kan uiten. De albums "d'r is gen verschil" en "Dans met mich" worden goed ontvangen en op 31 augustus 2002 krijgt Adams van een gerenomeerde jury de ING-priés veur ut Limburgs Leed. Adams komt de prijs zelf niet halen omdat hij een rustperiode heeft ingelast. Weg van alcohol, drugs en muziek. Ik zoek hem op in verslavingskliniek Paschalis in Venray.
Wat doet een succesvol dialectmuzikant als Arno Adams in een verslavingskliniek?
,,Ik droom er eigenlijk al jaren van. Nee, onzin natuurlijk, mijn vader had het vroeger wel eens over een retraite, een soort bezinningsperiode die mensen één keer per jaar namen. Als hij het daarover had dan sprak me dat wel aan. Kon dat maar eens, dacht ik dan. Bij mij is het nu andersom gegaan. Ik ben vanuit een verslaving hier terechtgekomen. Ik zag het zelf niet als een verslaving maar het ging wel behoorlijk de verkeerde kant op. En eigenlijk ben ik het in die acht weken dat ik nu hier zit als een soort retraite gaan zien. Het is een soort van rustperiode voor me waarbij ook gewerkt wordt aan je fouten. En langzaam begin ik de specialisten te begrijpen die me wijzen op overmatig drank en drugsgebruik. Ik heb een hekel aan structuur, ik krijg niks geregeld in de muziek. Ja, ik krijg wel een prijs en ik lever dan wel een cd af maar dat is maar 20% van wat ik zou kunnen als ik bijvoorbeeld de inzet van Frans Pollux van Neet Oét Lottum of van Ton Engels had. Nu heb ik voor mezelf besloten dat het tijd word dat ik de dingen wat serieuzer gaan aanpakken.”
Is het de bedoeling dat straks in plaats van op 20 procent op 40 procent inzet zit?
,,Ja, laten we het hopen, zou niet verkeerd zijn. Ik zou dan eens wat serieuzer met mijn optredens bezig willen zijn. Niet gewoon maar in iedere kroeg ieder jaar hetzelfde doen maar eens wat anders en wat nieuws tussendoor. Cambrinus in Horst of de Avenue in Venlo. Dat ik daar iets durf neer te zetten. Ik kan het wel maar omdat niemand het voor me doet moet ik het zelf doen. En zelf doe ik het niet. Ik maak wel afspraken, ik ga er een keer naartoe maar dan laat ik weer niks van me horen en loopt het stuk. Ik ben daar ook ontzettend lui in, dat geef ik toe. En daar baal ik wel van. Dat heeft te maken met discipline en structuur en dat heb ik niet en dat past precies in het verslavingsgedrag. Dan zit ik ’s avonds met een joint en denk: “Wat interesseert mij het allemaal!” En dat is niet goed! Het zwaartepunt tijdens een avond optreden moet meer gaan liggen op de muziek en niet meer op de gezelligheid erna. Bovendien wil ik ook van de sores af omdat ik verantwoordelijkheid moet nemen. Ik heb een zoontje van drie en die jongen moet ook kunnen merken dat ik er echt voor hem ben.”
Stel je voor dat iemand je bij de arm zou pakken en zou zeggen: “Nu gaan we dat doen, in die periode en op die manier?”
,,Dat zou perfect zijn, dat zou ik het liefste hebben. Er zijn mensen geweest die dat hebben geprobeerd en dan kwam ik afspraken niet na omdat ik stoned of dronken was. En binnen twee maanden ging het dan helemaal fout. Die mensen hebben het goed met me voor maar ik verkloot het dan. En dat moet nu anders. Ik wil eens kijken hoe het gaat als ik ergens nuchter in stap. Zorgen voor goed licht, dat alles op tijd op de goede plaats staat, dat soort dingen.”
Wanneer ging het voor jezelf echt de foute kant op?
,,Toen de deurwaarders op de stoep stonden en ik de huur niet kon betalen en de rekeningen niet. Geconfronteerd worden met uitzetting. En al het geld maar in de kroeg laten, of wat dope kopen. En zoveel geld had ik nou ook weer niet. Ik bleef maar doorgaan met geld lenen.”
Je muzikale loopbaan begon ooit in Belfeld met de band Take it or shake It. Kun je uitleggen waarom je uiteindelijk toch overgestapt ben op dialectmuziek?
,,Toen het zingen bij Take it or shake it goed bleek te gaan werd al snel de band Diamonds Eight opgericht. Dat was wat. Met Wim Naus, Ruud Stegers, Frank Evers. Professionele jongens. Moest ik ineens liedjes van Frank Sinatra en Roy Black gaan zingen. Had ik nog nooit van gehoord. Ik zong alles weg. Dat vond ik prachtig. En gek genoeg was ik toen heel fanatiek. Maar toen ik dat weer moe werd kwam mijn eigen nonchalance terug. Toen ging ik eigen teksten schrijven in het Engels met Ton Clout. Ik begon een eigen bandje: Double A. Adams. En toen ik dat weer moe was ben ik overgegaan op het dialect. Dat was veel dichter bij mezelf want mijn Engels was ook maar gezocht. Het is nog lang niet ontwikkeld tot wat het moet worden maar ik kom steeds meer bij wat ik zou willen. Maar de teksten zijn van mij en de muziek en ik wil het dan ook niet meer delen met iemand. Ik wil iets van mezelf zingen”
Wat de muziekstijl die daarbij past?
,,Maakt me niks uit. Als je het dialectblues noemt dan mag dat. Ik zing net zo graag Jazz, of country. Muziek is muziek en mijn scala van houden van muziek is zo breed. Ik kan een Byzantijns mannenkoor opzetten, maar ook een freaky jazzband. Op dit moment luister ik weer heel veel Johnny Cash. Ik word ook ouder dus die muziek past wel bij me. Ik hoop op mijn zestigste ook nog liedjes te kunnen zingen. Zolang het geen gezellige meezingers of carnavalsnummers zijn dan vind ik het prima. Wat ik altijd mooi gevonden heb is Frank Sinatra, Chet Baker, The Beatles, Leonard Cohen en Lou Reed. Jongens met een gitaar, dat vond ik mooi zoals Leonard Cohen of Donovan, Bob Dylan. Ik heb nooit geweten dat ik dat zelf ook eens kon in een dorp. Mijn opa vroeg of bij de harmonie wilde maar daar vond ik niks aan. Ik wilde een gitaar. Eigenlijk jammer dat het allemaal pas zo laat gebeurd is.”
Wat ga je in de toekomst doen?
,,In de toekomst ga ik waarschijnlijk iets met een fantastisch Russische accordeonist van het metropoolorkest doen. Ik ben hem tegengekomen en hij is werkelijk fantastisch op de accordeon. Hij vond mijn muziek heel natuurlijk ondanks dat hij er niks van verstond. En hij heeft gevraagd hem te bellen als ik klaar ben met mijn nummers. En ik hoop dat het me in de toekomst ooit lukt om ook eens wat grote zalen te vullen met mensen. De Maaspoort in Venlo zoals Gé Reinders dat doet bijvoorbeeld. Lijkt me prachtig alleen is dat nog heel ver weg en moet het zich nog ontwikkelen. En daar hoort natuurlijk ook weer een hoop management en geregel bij en daar moet ik niet aan denken. Of iemand moet het voor me doen. En die mag zich dan flink wat geld in zijn zakken stoppen, dat interesseert me niks.”
Tekst: Ruud Stikkelbroeck