Nieuwsblad
van het noorden
13 oktober 1973
opgegaan in het Dagblad van het Noorden
WAARK!
„lekker" toneel over de strokarton
„Het moet vooral geen droge toestand worden, er moet theater in komen dat aanslaat. En dat gebeurt dan niet van bovenaf, zo in de trant van: wij weten het allemaal. Nee, dat zeker niet". Het enthousiasme van regisseuse Annemarie Prins en de haren over het „Waark!-project" is in het geheel niet verminderd door het feit, dat men nu zonder de steun van de Grunneger Sproak door het leven moet, terwijl de volgende week de repetities al zullen beginnen.
Zoals gemeld heeft de Grunneger Sproak er om vrij onduidelijke redenen vanaf gezien om dit stuk uit te laten voeren in het kader van het 55-jarig jubileum. De Groninger Stadsschouwburg heeft nu de produktie overgenomen en de première zal nu naar alle waarschijnlijkheid rond 1 december in Groningen plaatsvinden. Tot voor kort was de werkgroep, die al ruim een half jaar vrij intensief aan het werk is, nog helemaal niet op de hoogte van het besluit van de Grunneger Sproak. Sommigen moesten het uit krant vernemen, zoals bijvoorbeeld Jan Boelens.
Oost-Groningen
Boelens: „In november van het vorig jaar kwam Ton Post bij me met de mededeling dat de Grunneger Sproak een jubileumstuk wilde maken. Ik heb toen voorgesteld om niet het bekende burgerlijke stuk te nemen, maar een actueel sociaal-politiek thema, dat geworteld is in de Groninger samenleving. Een stuk wordt pas herkenbaar voor de bevolking, wanneer de problematiek karakteristiek is voor de streek." Jan Boelens toog aan het werk en maakte eerst een voorlopig ontwerp voor een stuk over de arbeidssituatie in Oost-Groningen. „Later kregen we in de gaten dat we ons verder moesten beperken en zodoende zijn we bij de strokarton-industrie gekomen, die typerend is voor deze streek."
Interviews
Inmiddels kwam een soort collectief tot stand, dat allerlei materiaal over Oost-Groningen verzamelde: krantenknipsels, rapporten (van 't Noordelijk Economisch Technologisch Instituut, van de Rijksuniversiteit) en verder pleegde men overleg met de Themagroep Noord-Nederland van de Groninger Rijksuniversiteit en maakte men interviews met vakbondsmensen. Ook maakte men een dankbaar gebruik van de ervaringen van de socioloog Philip Boucher, die in Oude Pekela onder de strokartonarbeiders werkzaam is.
Maar dat was alleen nog maar de eerste fase van het werk, toen moest er nog theater van worden gemaakt. De groep, bestaande uit Jan Boelens (boer en dichter), Frank Straatemeijer (fotograaf), Karl Pelgrom (beeldend kunstenaar), Hans Schaap (film), Simon van Wattum (journalist en dichter) en Jan Hensema (journalist), kreeg toen versterking van regisseuse Annemarie Prins, die bij het voormalige Teater Terzijde veel ervaring had opgedaan met het werken in een collectief aan sociaal-politiek theater.Schiften
„Je moet je eerst suf lezen," vindt Annemarie Prins, „en dan moet je pas gaan schiften om uit te zoeken wat geschikt is om theater te maken. Het is per slot van rekening een ander medium dan een tractaatje. Bovendien is dat pamflettenwerk toch altijd al een moeilijke zaak op het toneel. Het is een verschraling, het zijn vaak van die ontzettende gelijkhebbers."
Wrange humor
Men kwam tot de conclusie dat het vooral een 'lekker stuk' theater moest worden, waar de mensen om kunnen lachen, al is het dan soms als een boer die kiespijn heeft. Karl Pelgrom: „In Oost-Groningen leeft een wrange humor, de mensen doen niets anders dan wrange grappen maken over hun toestand."
In de groep ontstond het idee om de hele zaak zich in een poppenkast te laten afspelen, waarin de personen als marionetten ronddartelen. Met deze vorm had Annemarie Prins vroeger al ervaring op gedaan toen ze voor Teater Terzijde een stuk van Garcia Lorca regisseerde. Voor deze scènes schreef Simon van Wattum een aantal dialogen, voor 'n groot deel in 't Gronings. De poppenkast, die een afmeting zal krijgen van ongeveer zes bij tweeënhalf meter, heeft bovendien het voordeel dat men er gemakkelijk mee de boer op kan gaan en het stuk in elk willekeurig café kan spelen. En dat is dan ook de bedoeling.
Deze groteske, haast clown-achtige scènes zullen worden afgewisseld met een documentaire die samengesteld is uit films, foto's en dia's. Hiervoor heeft de groep soms erg ver in het verleden teruggegrepen om de historische band tussen Oost-Groningen en de strokarton-industrie (die ontstaan is uit de landbouw) duidelijk te maken. Zo heeft men een rapport opgeduikeld uit het begin van deze eeuw, getiteld: „Onderzoek naar de toestand van den landarbeider" en een stuk, waar men het nog heeft over de "uitwaseming der kanalen" in plaats van over stank, zoals tegenwoordig.Direct herkenbaar
In de speelscènes kan het niet gek genoeg. Karl Pelgrom (leraar aan de Kunstacademie Minerva) werkt ondertussen hard aan het vervaardigen van de reuzenpoppenkast en een aantal geweldige dikke sigaren, waarmee de directeuren straks door de kast zullen wandelen.
„Theater moet een essentieel gevoel overbrengen," vindt Annemarie Prins, „met direct herkenbare figuren, zoals in Oost-Groningen de arbeider, de fabrieksdirecteur en de dominee. En een komische vorm daarvan is vaak de meest scherpe."HARRY HUIZING.