TOAL EN TAIKEN

TIEDSCHRIFT VEUR GRUNNEGER KULTUUR

Toal en taiken
op het web

SPAIGELPROATJE

Joop van den Bremen

Bas Schröder van Swinder

Het komt vaker voor. Liedjes schrijven in een taal waarmee je niet bent opgegroeid. Bijna altijd is dat Engels. Maar in Groningen hoor je zangers die niet met het dialect zijn grootgebracht en toch liedjes schrijven in het Gronings. Bas Schröder (1983) is zo’n neo-Grunneger. Met zijn band Swinder trekt hij ook nog de rest van het land in.

“Ik ben in Stad geboren maar opgegroeid in Den Horn. Tot mijn zestiende heb ik daar gewoond. Toen zijn mijn ouders naar Zuidhorn verhuisd.” Later vertrok Bas naar Stad om er te studeren. “Ik heb een blauwe maandag psychologie gestudeerd en nog de Popacademie gedaan in Leeuwarden. Richting gitaar, maar ik kon het vooral niet vinden met de gitaarleraar. Die wou dat ik solo’s van Deep Purple in noten ging uitschrijven. Dus toen waren we vrij snel uitgepraat want ik wou gewoon liedjes maken.” Er volgde nog een jaartje richting producer. “Ik had gehoopt daar dingen te leren opnemen. Een dj gaf dat vak. Het kwam neer op matige plaatjes draaien en house maken. Ik heb na twee jaar de pijp aan Maarten gegeven.” Na verschillende baantjes startte hij een studie Nederlands. “Dat heb ik bijna afgemaakt. Maar als ik moest kiezen tussen een tentamen of optreden, dan ging ik altijd toch maar spelen.” In pop-, punk- en metalbandjes. “Altijd met harde muziek, maar als ik ervoor schreef, dan moest er altijd wel een popliedje in zitten. Ik houd van catchy dingen die blijven hangen.”
In de zomer van 2012 startte hij met Swinder. De band bestond toen, behalve hijzelf (zang en gitaar), uit Bastiaan Sligter (basgitaar en zang) en Daniël de Jong (drums).
“Ik speelde nog in Ravens. Ik was thuis een beetje voor de grap bezig met Gronings en dat nam ik dan mee naar de oefenruimte. Niet met serieuze bedoelingen. Op een gegeven moment is Ravens doodgebloed en zijn we met Groningse liedjes begonnen. Eerst kijken of het echt wilde om pop te maken want eigenlijk heb ik nooit normaal gezongen. Het was altijd hard zingen, schreeuwen. Dat was dus erg zoeken. Maar het liep toch wel lekker.” Gitarist Gijs van Veldhuizen kwam er bij en sinds een jaar is er ook een toetsenist, Matthijs van Duijvenbode.
“Ik had van mijn leven nog nooit een liedje in het Nederlands geschreven maar altijd in het Engels omdat dat zo hoort. Ik kende het Gronings wel als taal. Het is een mooie taal om in te zingen maar ik dacht dat er geen leuke muziek in het Gronings bestond.”
Dus ging hij zelf liedjes schrijven. “Het leek me leuk om me een nieuwe taal eigen te maken. Er is heel veel in het Engels. Je verzandt daar snel in clichés. Het rijmt allemaal zo lekker en dat heb je ondertussen al duizend keer gehoord. In het Gronings is het heel erg zoeken. Als je iets wilt vertellen of iets wilt uitdrukken, dan moet ik eerst met het woordenboek kijken. Je gaat op een heel andere manier schrijven. Ik vond het ook gewoon leuk om door het woordenboek te bladeren. Dan kom ik een woord tegen als ‘nosk’. Dat had ik nog nooit gehoord. Het is een Gronings woord voor complete stilte in de natuur. Dus ik dacht: ‘wat een mooi woord’. Dan kan ik daar een heel liedje omheen gaan bouwen. Dat heb je in het Nederlands of Engels minder, tenminste ik.”
Het zakwoordenboek van Reker is zijn favoriet. “Dat gaat twee kanten op. In Ter Laan staan natuurlijk meer uitdrukkingen. Ondertussen is mijn woordenschat iets uitgebreid. Nu kan ik ook wel zonder woordenboek een liedje beginnen te schrijven. In het begin was het echt het woord opzoeken en de grammaticaregels er bij.”
Andere Groningers vormen zijn klankbord. “Bert Hadders had ons eerste singletje gehoord en die vond het heel leuk. Daar ben ik toen mee in contact gekomen. Die heeft me geholpen en ook Fieke Gosselaar. Uit het punkwereldje ken ik Jaap Vissering, de zoon van Alex Vissering. Die heeft het Gronings ook aardig onder de knie. Dus ging ik wel eens bij hem langs met mijn eerste liedjes om de grammatica op orde te krijgen of een mooi synoniem te vinden en Jan Glas heeft mijn plaat nagekeken.”
Het Gronings van Schröder is ‘universeel’. “Elk woord is wel correct Gronings maar niemand weet uit welke streek. Dus ik zing een soort Gronings dat eigenlijk niet bestaat. Het is een samenraapsel vanuit verschillende streken. Als een woord of uitdrukking uit een andere streek beter uitkomt, dan pak ik dat. Het is gewoon mijn Gronings. In het begin dacht ik: ’nou ga ik wel veel over me heen krijgen’. Zo van: ‘wat is dat voor nep-Groninger?’ en ‘dat is niet echt Gronings’. Maar over het algemeen vinden mensen het juist leuk dat iemand Gronings gaat leren en daarin muziek gaat maken.”
Het is wel een handicap bij de optredens in de rest van het land. “Je staat sowieso al met ik weet niet hoeveel nul achter als je een dialect zingt dat mensen niet verstaan. Maar er zijn ook mensen die zeggen: ‘Wat gek’. Die kenden het niet, wat ook logisch is als je in Heerlen woont. Het boekingskantoor dat onze optredens regelt, krijgt vaak terug dat ze het te gek vinden maar het niet aandurven omdat het toch een bepaalde groep mensen trekt. Dialect is toch een dingetje. Daarom leg ik ook zo de nadruk op de muziek. Het moet lekker klinken, ook al versta je er helemaal niks van. Mensen die niet Gronings spreken, komen na afloop en zeggen ‘ik kon er niets van verstaan.’ Maar ik ga naar een heleboel optredens toe met Nederlandse bands die Engels zingen. Daar krijg je live soms helemaal niks van mee. Dan lijkt het niet uit te maken. Dat klinkt een beetje zuur. Dat ben ik niet, maar ik verbaas me erover dat voor mensen, die kunnen weten dat ze het niet verstaan, het een groot ding wordt. Terwijl het voor een live-experience niet veel zou moeten uitmaken.”
De muziek van Swinder met een beetje folk, rock, en pop werd uitgebracht bij het landelijke label Excelsior op een lp. Maar de twaalf liedjes zijn ook verkrijgbaar op een cd.
In het enigszins autobiografische Vief veur elf lijkt de tijd stil te staan. “In Den Horn hadden we een dorpshuis en daar was een klok. Zolang ik me kan herinneren, staat die klok stil en Dorpsbelangen vond het blijkbaar niet zo belangrijk om daar wat aan te doen. Dus stond die klok altijd op vijf voor elf en in dat dorpje daar gebeurde gewoon niks.”
De uptempo muziek in Spiet klinkt wat tegenstrijdig met de weemoedige terugblik. “Vrienden waarmee ik vroeger altijd op stap ging, altijd op vakantie ging, altijd kon afspreken en alles kon doen, die gaan trouwen, krijgen een kind, een serieuze baan en ze moeten de volgende dag vroeg op. Iedereen zag ik één voor één in dat gewone, normale burgerleven verdwijnen. Ik heb dat zelf lang uitgesteld en stel het min of meer steeds nog uit. Ik woon al samen, heb een vriendinnetje. Ik woon in een goedkoop huisje en ben veel weg met de band. Ik heb eenvoudige baantjes genomen, zodat ik zoveel mogelijk tijd had om muziek te maken. Ik heb eigenlijk nooit geld aan het eind van de maand. Dat soort dingen en dat heeft heel veel voordelen. Die vrijheid vind ik heel prettig. Aan de andere kant heb ik ook geen geld om op vakantie te gaan en zit je soms ook in je eentje thuis. De anderen die hebben allemaal met hun vrouw hun dingetjes. Ik weet niet of ik het nou fout heb gedaan of zij. Eigenlijk heeft niemand het fout gedaan, maar ik vond het wel. Zo’n gedachte heb ik soms.” Vekaanzie klinkt vrolijker. “Toen had ik net mijn huidige vriendinnetje ontmoet, op Schier, het ailand.“ Op de bijbehorende, leuke clip verknallen zijn medemuzikanten de zaak echter behoorlijk.
Josie is totaal aan mijn fantasie ontsproten. Ik vond het wel mooi om te zingen over een soort eerste wereldproblemen. Alles zit tegen, maar het gaat helemaal nergens over. Het regent en het is wind tegen. Ik vond het leuk om een klaaglied te schrijven over dingen die eigenlijk helemaal niet belangrijk zijn.”
Wotter noar zee is een tragisch liedje. “Dat is ook een heel dramatische en gelukkig vergane relatie waarin we mekaar steeds verder de soep injoegen.”
Zundagmörn zit vol stemmingsmomenten. “Het is niet zo, dat als ik me zo voel, zo’n liedje kan schrijven. Pas als je je weer beter voelt dan ga je een liedje schrijven over die periode daarvoor. Als ik in de misère zit, dan schrijf ik überhaupt geen liedjes.”
“De tekst van Mesienes is van Fieke Gosselaar.” Swinder brengt er een krachtig ritme in. “Het is een mooi geheel van tekst en muziek. Je hoort die machine, die kadans. Het is ook live inmiddels ons favoriete nummer.”
Aanders as veurhen is een enigszins filosofisch lied over een liefdeskater. “Het is niet zo’n dramatische relatie, maar ik heb wel gedacht ‘misschien moeten we er een nachtje over slapen maar dit gaat niet. Dit kan gewoon niet verder’.”
Het vrolijke Noar Stad is een hitje gebleken. “Het was een beetje de binnenkomer hier in de dialectscene in Groningen. Die heeft het heel goed gedaan op de radio.” Met een mooie fietsclip waar velen ook Skik in herkennen. “Hier is het vrij logisch omdat het over een fiets gaat, de grootste hit van Skik is Op fietse. In het begin heb ik wel veel Lohues geluisterd. Ik heb ook vrij schaamteloos een akkoordenprocessie gejat voor Vekaanzie, maar niet alles. Op de plaat Gunder van hem stond een couplet dat ik heel goed vond. Zijn manier van componeren vind ik interessant. Er zit veel Bach in. Dat sprak me wel aan en ben daar zelf mee aan de haal gegaan, maar niemand kan me beschuldigen van plagiaat.“
In Smokken binnen vergees hoor je niet alleen de stem van Bert Hadders maar ook zijn geest. “Omdat Bert me vanaf het begin gesteund en geholpen heeft en ik het goed met hem kan vinden, leek ons het heel leuk om op die plaat iets samen te doen. Dus ik heb die opzet geschreven voor dat liedje, met in het achterhoofd wat Bert en ik gemeen hebben. Dat is dat we allebei voor de muziek gekozen hebben en het grootste deel van de tijd geen cent hebben.”
De clip van Twijde Hans (onder meer met Hans Kazan, Marlène Bakker, Jan Henk de Groot en Beno Hofman als figurant) speelt zich geheel af bij Mamamini. “Ik ben een beetje die Hans. Ik hou heel veel van kringloopwinkels. Ik sjok al die dingen af en haal er mijn hele garderobe en inrichting vandaan. Via geldgebrek gemotiveerd en omdat het zo leuk is. Ik liep daar rond voor de zoveelste keer en de directeur zag me daar rondstruinen. Hij kende Swinder wel en heeft me toen benaderd of ik een liedje wilde maken over de Mamamini voor zijn personeel. Ik vond het heel leuk. Zo is dat liedje ontstaan.”
Het laatste lied Ken nait sloapen is ondanks de titel toch een soort slaapliedje. “Slapeloosheid. Ik had het heel veel, maar de laatste tijd gaat het beter. Ik heb jaren lang een groot deel van de nacht wakker gelegen.”
Als Bas Schröder moet kiezen tussen zijn cd en lp, kiest hij voor de lp. “Ik heb niet eens een werkende cd-speler. Het enige wat ik eigenlijk draai zijn lp’s, of ik luister naar Spotify. Het was altijd mijn droom om iets op lp te hebben. Dat vind ik het mooiste. Gewoon de hele handeling, de lp uit de hoes halen, op de platenspeler leggen en dan de naald er op. Je gaat er heel anders naar luisteren en je bent veel bewuster met je muziek bezig.“ Een echte ‘vinylofiel’, die ook het analoge geluid verheerlijkt, is hij niet. “Dan moet je ook gouden pluggen hebben. Dat zal je ongetwijfeld kunnen horen. Je hebt meer hoog en meer laag. Daar ben ik niet zo mee bezig. Een beetje stof op de naald hier en een kraakje daar dat draagt bij mij meer bij dan die extra frequentie.”

Swinder (zonder titel, Excelsior Recordings:
cd € 8,99; 2lp € 17,99 exclusief verzending)

terug naar Swinder

Deze pagina is bijgewerkt op