Groninger Dagblad
3 december 2001
opgegaan in het Dagblad van het Noorden
‘Op Roemte’, adembenemende lofzang of requiem?
‘In stilte kun je niet leven,’ sprak aardappelprofeet Aike Maarsingh onlangs. Zelden werden de gevoelens van een volk zo trefzeker verwoord. Wie geen lawaai maakt heeft geen leven meer. De oude knar die afscheid neemt om te gaan vutten of van ‘Drees’ te genieten, hoort al maar weer de angstige vraag: ‘Toch zeker niet achter de geraniums?’ Terwijl het daar in een halve eeuw van strijd voor de onbezorgde oude dag toch om begonnen was. Met boek of krant in de hand oetpoesten van een werkzaam leven hoort vandaag de dag in de categorie asociaal gedrag. Het ideaal van toen is de schrik van nu geworden. Wie zich niet laat horen gaat verloren. Daarom schetteren de reclamemakers op de radio net iets harde dan de nieuwslezers en programmamakers en schreeuwen de kleuren op de zuilen, borden en lichtbakken van ondernemend Nederland het landschap nog overtuigender aan flarden dan waartoe witte schimmel, asfalt en beton in staat zijn. Gespecialiseerde luistervinken meten onophoudelijk de hoorcapaciteit der discobezoekers. Het idee dat het luistergenot van het jonge volkje door het luisteren zelf teloor zou gaan is onverdraaglijk. Geen wonder dat er zoveel lawaai wordt gemaakt over Nederlands allerlaatste rust en ruimte die zich uitgerekend in ons eigen Groningerland zouden bevinden. Een wereldwonder. Maar wel erg aftands. De vorige week werd de ijzingwekkende stilte der Veenkoloniale aardappelvelden op zorgelijke, zij het luide toon naar buiten gebracht. Zo ging het niet langer. Waar moest het met de toekomstige dodenakkers der fabrieksaardappelen naar toe? Ronkende tractoren, heen en weer flitsende automobielen of van energie knetterende bedrijven? Wie het meende te weten deed in forse bewoordingen van zich spreken. Stille harmonie bleef uit, hetgeen overduidelijk naar buiten werd gebracht.
Even verderop tartte Martin Zijlstra de tijdgeest door Delfzijl een saaie en bedaarde bestuursstijl toe te wensen. Maar omdat hij de donderjagers van nu graag naar een ander plekje zag verhuizen, was het Havenstadspektakel als vanouds tot over Eems en Dollard te horen. In het wat goedmoediger Veendam. Waar de politieke besluitvorming zich doorgaans zonder tromgeroffel en scheldpartijen voltrekt, wilde men, om bij de tijd te zijn, van de raadszitting een heus stadsdebat maken. Dertig jaar Veendammer toekomst stonde op het spel. Maar de raadsleden gedroegen zich zoals Martin Zijlstra dat graag ziet: stil maar, wacht maar, alles komt goed. De Veendammers waren het er glad mee eens, zoals de sociaal-democraat Henk Batting al in de allereerste bijdrage vaststelde. Over de toekomstvisie van het gemeentebestuur werd van Bareveld tot Muntendam geen onvertogen woord gehoord. Het stadsdebat wilde daarom niet echt bruisen. Het belangrijkste punt van tweedracht en twist bleek de klemmende vraag of hoogbouw bij drie, dan wel bij vijf verdiepingen begon. Men kwam er niet uit, doch respecteerde elkaars standpunt. Er moet heel wat gebeuren voor de politiek in voorheen Parkstad de burgers op oorverdovende wijze wakker schudt. En temidden van zoveel lawaai was daar opeens ‘TÖRF’. De leden van deze muziekgroep hadden zich met wat boekjes in een hoekje teruggetrokken. Ze lazen Jan Boer, de dichter van ‘de grauwe kloeten klaai, de verheven roemte en de grieze vogels dij boven laand en tied zweven’. Magistrale dichtkunst over een wereld die wij met zoveel mogelijk donder en geweld om zeep willen helpen. ‘In stilte kun je niet leven’, Jan Boer kon er niet zonder.
Geen verstilder land dan het ‘Waddenlaand’: ‘Het ligt er groot en grauw, nog ongeboren, Rauw onlaand, vol zolt woater van de zee. ‘En uitgerekend dat ‘naarmslaand’ moet eraan geloven. Erkenning als werelderfgoed? Ho maar! De tijd voor geruisloos miemern in t haalfduuster is voorbij. Zelfs de oude knarren moeten hoorbaar bewegen. Wie staat er, zoals Jan Boer, nog op de dijk zijn tijd te verdoen: ‘Dij paailt de roemte ien zien aigen wezen. De daipte van zien overvol gemoud, Dij huift nait meer ien t olle bouk te lezen: Hier ligt de schepping tusssen eb en vloud.’ Wat levert dat malle peilen van het eigen wezen eigenlijk op? Wat is de win-win situatie? De visserman wil kokkels, de bootjesvaarders jachten als stoomboten, de recreatieondernemers bruggen waarover hun klanten zo snel mogelijk over de ‘Schepping tussen eb en vloud’ kunnen zoeven. De paar bezorgde natuurvrienden zujn met een gloednieuwe windturbines gemakkelijk tevreden te stellen. Nog even en deze bonestaken zijn zó hoog dat zij de klei met de wolken verbinden. Fascinerende lawaaimakers van de moderne tijd die met maximale subsidie een minimaal partje groene stroom voortbrengen. Een gouden business! Als die eenmaal diek en wad beheersen is het uit met de roemte waarover Jan Boer dichtte en TÖRF zijn muziek schreef. De slag om de stilte is verloren. Wie zich wil overgeven aan de ruimte en stilte van Groningen-toen hoeft er niet meer op uit. Het wonder is nu alleen nog op de prachtige cd van TÖRF te beluisteren. Zijn vertolking is lofzang en requiem tegelijk.Harm v.d. Veen