11 april 1959
Leeuwarder Courant op het web
Wie is die man?
Bauke van der Wal
„IK ben er alleen op uit de mensen eens een hele avond te laten lachen en als me dat lukt, ben ik tevreden." Dit Is het „beginselprogram” van de heer Bauke van der Wal (53), die als semi-prof of als u wilt semi-amateur met zijn voordrachten, conferences en liedjes In de afgelopen jaren al heel wat Friezen een „koartswilige joun" heeft bezorgd. De heer Van der Wal, die in het dagelijks leven in Leeuwarden aan de ULO les geeft in Nederlands, Frans en Duits en op de ambachtsschool nog in Engels, drukt hiermee dus de voetsporen van de alom bekende Friese voordragers uit het verleden als Stap, IJpe Schaaf en Krips en Molenaar.
Alhoewel hij reeds als vierjarig jongetje vol vuur en overgave op een tafel thuis stond te voordragen, heeft het toch heel lang geduurd eer hij zich werkelijk bewust is geworden van zijn aanleg in deze richting. Dat was toen hij als hoofd der school in Wommels stond en men bij hem kwam met het verzoek een revue te schrijven voor het feest van de veertig jaar bestaande kaatsclub. De heer Van der Wal kwam echter al gauw tot de konklusie dat de notulenboeken hem weinig inspiratie konden verschaffen. En omdat hij als geboren en grotendeels getogen Leeuwarder bovendien eigenlijk niets van het kaatsen afwist, besloot hij zijn opdracht terug te geven om het in kabinetsformatietermen te zeggen. De kaatsclub liet hem echter niet los en vroeg hem die avond dan maar wat anders te doen. Eigenlijk noodgedwongen heeft hij toen enkele liedjes en voordrachten gemaakt, waarmee hij een onverwacht groot succes boekte. Dat was het begin van een lange rij voordrachten, waarvan sommige - „De bôllekoer” o.a. - nu twintig jaar later nog altijd worden gevraagd.
NA de bevrijding, toen iedereen nog gezamenlijk feest kon en wilde vieren, brak voor de heer Van der Wal een drukke tijd aan. De viktorie begon voor hem in Veenwouden, waar hij met zijn collega's J. J. Krips en F. Krips (de pianist) een hele avond verzorgde. Onder de naam „Fryslân-sjongers” heeft dit groepje daarna met veel succes stad en land be¬reisd. In 1952, toen de heer J. J. Krips een benoeming buiten Friesland kreeg kwam hieraan een einde. Maar, om met Tetman de Vries te spreken, ook Bauke van der Wal „koe it net litte”. In oktober 1954 startte hij met zijn „Ditten en datten”, een eenmansprogramma van een dikke drie uur. Daarna schreef hij als tweede avondvullend programma „It jier bylans” en momenteel is hij bezig met een derde programma dat vermoedelijk „It Erfskip” zal komen te heten”.
Niet alleen maakt hij zelf alle teksten, maar hij schrijft ook alle muziek. Met de nadruk op „schrijft”, want de heer Van der Wal speelt alleen maar een beetje viool en geen piano. Het componeren is bij hem daardoor voornamelijk alleen een papieren bezigheid.
DE heer Van der Wal, die de laatste tijd ook veel is opgetreden in het Draeimounekabaret van de RON - deze omroep zal binnenkort ook een hoorspel van hem uitzenden - is het succes niet, naar het hoofd gestegen. Zeker, hij vindt het leuk dat de eind februari op de markt gekomen grammofoonplaat met de liedjes „Neeltsje” en „Foar dy alinne” het zo goed doet, maar hij bluft er toch erg nuchter onder. De voordragerij is voor hem niet meer dan een liefhebberij, maar dan een die hu zeer serieus neemt. Hu overschat zijn kwaliteiten en kapaciteiten beslist niet en haalt wat de schouders op als men hem ,;de Friese Toon Hermans” noemt. Want hoewel er dan wel enige overeenkomst in genre mag zijn, hij weet maar al te goed dat hij amateur is. Hij heeft wat dit betreft geen enkele pretentie. „Als het publiek me niet meer lust, houd ik er heel rustig mee op”, zegt hij er onmid¬dellijk aan toevoegend: „Maar gelukkig is het nog niet zo”.