woensdag, 15 januari 2003
Friesch Dagblad op het web
Folkband Ré M’oly houdt het voor gezien
JOHAN VELLINGA
Ré M’oly houdt het voor gezien. De folkgroep is na tien jaar een beetje uitgeblust. Ze stoppen echter niet zonder een (rem)oliespoor achter te laten. Met een dubbel-cd en een optreden woensdagavond in het Leeuwarder Theater Romein neemt het viertal afscheid.
Dit betekent niet dat de bandleden ermee stoppen. In andere samenstellingen zullen zij volksmuziek uit vele landen blijven vertolken. ,,We hebben allemaal het idee dat we een andere kant uit willen’’, zegt accordeonist Herman Peenstra.
Ré M’oly, het klinkt als een ingewikkelde naam waarachter een mooie anekdote schuilgaat. Alleen dat laatste klopt. Peenstra legt uit dat de naam bedacht is tijdens een muzikaal tripje naar Frankrijk. De Hijumer zat samen met bassist Olof de Graaff in de auto. De rem werkte niet goed. Aan het begrip remolie werd vervolgens een Franse klank gegeven. ,,Niet iedereen was er enthousiast over’’, lacht de accordeonist. ,,Maar we hebben het zo gelaten.’’
Violist Marcel Prins en bassist Geert Nauta waren ook aanwezig in Frankrijk, maar pas in Nederland werd de groep geformeerd. Sindsdien heeft het viertal alle windstreken bespeeld. De Graaff stopte na zo’n vijf jaar en werd toen vervangen door Carel van Leeuwen. Ook fluitiste Simone Beem maakte deel uit van Ré M’oly.
De start van de band was met een bezoek aan de Leeuwardense zusterstad Oriol in Rusland denderend. Peenstra: ,,Wij behoorden tot de culturele delegatie. We werden ontvangen als vorsten, kregen hier en daar geschenken. Dat was leuk, we bestonden nog niet zo lang.’’ De samenwerking tussen de heren beviel en ook de Russen waren onder de indruk van de folkgroep. ,,We konden samen goede muziek maken’’, legt Prins uit. ,,Als we bij elkaar waren gebeurde er altijd wel iets.’’
Geen keuze
De bedoeling van Ré M’oly was om na een inspeeltijd een keuze te maken voor één bepaalde soort volksmuziek. Het is er nooit van gekomen. Eigenlijk kwam er alleen maar meer bij. De band begon als Balkan- en zigeunerorkest en ook als begeleidingsorkest van volksdansbals. Nu speelt Ré M’oly een uitgebreid repertoire van Jiddische muziek tot Ierse, zelfs Mexicaanse volksmuziek en ook Noorse volksliederen. ,,Keuzes maken was nooit onze sterkste kant’’, vertelt Prins. En dus werd het een keuze om geen keuze te maken. ,,Ik laat me graag verleiden door de muziek’’, geeft de violist aan.
Eigen nummers speelt Ré M’oly niet. Wel heeft de band een heel eigen geluid. Peenstra: ,,We hebben nooit geprobeerd om onze muziek zo authentiek mogelijk te laten klinken. Ook in perfectie en polijsten hebben we het niet gezocht. Muziek hoort levend te zijn en dat wilden we op het publiek overbrengen. Ik vind het gevaarlijk om een plaatopname van begin vorige eeuw exact na te spelen. We drukken er onze eigen stempel op.’’
Het leuke aan het spelen van niet zelf geschreven volksmuziek is volgens Peenstra het feit dat je akoestisch bezig bent en de interactie met het publiek. ,,Je legt je eigen emoties erin. Iets pakt je en dat is elke keer weer anders. En de mensen voor wie je speelt gaan wat doen. Dat kan motorisch zijn bij een levendig stuk of van binnen bij een ballade Dat levende aspect is leuk.’’
Overal en nergens
De band speelde in tien jaar overal en nergens, van bruiloften tot dorpsfeesten. Ze begeleidden gedichten en verhalen. Voor Prins was er altijd de uitdaging om het publiek te veroveren. ,,Als muzikant leef je voor je publiek. Als er één luistert in plaats van geen, is dat een wereld van verschil. Het is geweldig om te spelen tijdens een concert. Muziek maken is dan vooral spelen met stilte. Mensen proberen te raken en vaak ook zelf ontroerd raken.’’
Een folkband als Ré M’oly moet soms ook echt het publiek veroveren, geeft Prins aan. ,,Als je bij de kaatsvereniging of de volleybalclub komt zie je de mensen denken: ‘Viool, watje!’ Wat krijgen we nou?, denk je dan bij jezelf. Je recht je rug als groep en je gaat ervoor; kom maar op! Als je de mensen dan te pakken kunt krijgen, ben je tevreden.’’
Toen de groep in mei besloot eindelijk de muziek vast te leggen op schijf, kwam tegelijkertijd het plan opzetten om te stoppen. Iedereen kon zich daar in vinden want er kwam niet veel meer uit de band. ,,Iedereen was druk bezig en we kwamen niet aan een nieuw repertoire toe’’, zegt Prins. Hij kijkt overigens met veel plezier terug op tien jaar Ré M’oly. ,,We hebben alles gedaan wat we wilden. Misschien hadden we iets meer eigen dingen moeten doen, maar je gaat zo gemakkelijk mee in de waan van de dag.’’ Hoogtepunten kent hij genoeg. Een optreden in het YMCA aan het Lauwersmeer voor een groep buitenlandse vogelaars, een steltlopergroep, hoort daar zeker bij. ,,Leuk om die te zien dansen. Iedereen herkende er wel iets in.’’
De herinneringen blijven en wat ook blijft is de cd, een dubbele meteen. Die is niet voor iedereen geschikt, waarschuwt Peenstra overigens meteen. ,,Voor liefhebbers is het niets.’’ En dat komt omdat er maar liefst 34 zeer verschillende nummers op staan; acht Jiddische, twee Noorse, drie Deense, twee Russische, drie Joegoslavische, vijf Bulgaarse, twee Ierse, twee Roemeense, twee Nederlandse, één Hongaarse en twee Zigeunerliedjes. Opnieuw brak het niet kunnen kiezen de formatie op. Misschien is dat maar goed ook.
De toekomst voor de muzikanten is nog ongewis. Prins en Peenstra gaan waarschijnlijk samen verder. De violist zou graag zien dat zijn kompaan zelf stukken gaat musiceren. Prins wil vernieuwen, stijlen samenvoegen. ,,Je hebt veel crossover. Ik zou het liefst alle stijlen door elkaar heen gooien en dat terugvertalen naar het Nederlands toe. Daar zijn wij Nederlanders goed in. Maar we zien het wel. Wie zit erop te wachten, denk je soms. Het komt zoals het komt.’’