De Telegraaf op het web

„Hendrik Oliebol zijn gemoed schiet vol”

Van een onzer verslaggevers

UTRECHT, vrijdag Als in zijn knusse theatertje aan de Utrechtse Minderbroederstraat zaterdagsavonds de deuren worden geopend, zet Hennie Oliemuller eerst even een gezellig potje koffie voor zijn gasten. Hij schenkt de koffie zelf in, vraagt vriendelijk of er genoeg suiker en melk bij is en wil even later nog weten, of de temperatuur in het zaaltje al behaaglijk is.

Wie hier voor 't eerst komt, denkt nog met een goedwillende concierge te doen te hebben. Maar dat beeld wijzigt zich rap als om half negen dezelfde man vanachter de coulissen - via een geïmproviseerd trapje: een kratje bier - tevoorschijn komt in zijn wervelende show: „Hendrik Oliebol zijn gemoed schiet vol".
Hendrik Oliebol: een kleine zelfstandige in de showbusiness. Een cabaretier zonder wierook. Hij schrijft z'n eigen teksten, houdt zelf met zijn medewerkers z'n theatertje schoon, verzorgt in z'n eentje de administratie van zijn cabaret en boekt hoogstpersoonlijk de reserveringen. Al vijftien jaar is hij zo ongeveer op deze wijze cabaretier en hij kan er net van rondkomen. Zonder subsidie. Het theatertje mag hij voor een zeer billijk bedrag van de gemeente huren.

In de schaduw

Heer Oliebol (42) heeft er wel vrede mee, dat hij in Nederland geen „superstar" is geworden, dat hij altijd volkomen In de schaduw heeft geleefd van vedetten als Kan, Hermans, Sonneveld, Jasperina, Elsink, Cox en Halsema.
Misschien is hij nèt niet goed genoeg, misschien - en dat lijkt waarschijnlijker - is hij niet commercieel genoeg, mist hij de zakelijke hardheid om de televisie- en platenbonzen van zijn talent te overtuigen. Het zij zo.
„Toch", schreef hij voor de presentatie van zijn show „Hendrik Oliebol zijn gemoed schiet vol", stapt Hendrik dit seizoen weer strijdvaardig en gretig het podium op. Dat hij nog steeds niet beroemd is, kan hem niet deren. Hij treedt op in Utrecht en in het land, hij heeft te eten, het dak lekt niet, hij slaapt prima en zelfs is er een meisje, dat van hem houdt. Wat zou Hendrik nog meer willen?"
Een aardige filosofie van onze Utrechtse showman, die het begrip „cultuur" aldus benadert: „Cultuur is je haar in tegenovergestelde richting kammen dan vanwaar het groeit. En dat valt niet mee als je net zo'n kale kop hebt als Hendrik Oliebol".
Een carrière op de bühne zonder de schijnwerpers van de roem heeft grote voordelen, vindt Hendrik. „Want", stelt hij, „in mijn theater wordt nog écht gelachen. Hier is nog plaats voor een brok spontaniteit. Het publiek wil ook op het gebied van de humor zekerheid. Met andere woorden: iemand met enige autoriteit moet gezegd hebben: om hem moet je wèl lachen en om een ander niet. Maar als je niet beroemd bent, zoals ik, en eigenlijk niemand iets over je zegt, heeft het publiek nog zélf de keuze. Vandaar dat ik stel, dat de mensen hier écht lachen. Ook al is het dan allemaal misschien niet zo subliem wat er op het podium gebeurt, de sfeer is eerlijk en openhartig".
Het theatertje van Hendrik Oliebol in hartje Utrecht zit zaterdagsavonds meestal stampvol - zo'n tachtig tot negentig bezoekers - „en", schrijft hij in zijn folder, „voor 't begint spreken we het volgende af: de rechtse mensen links in de zaal en de linkse mensen rechts, dan zijn we d'r echt eens een avondje uit."

Fans

Hij put in Utrecht uit een arsenaal van zo'n achtduizend fans, die regelmatig zijn theater bezoeken. Onder hen een gezin van zestien kinderen, dat bij elke nieuwe show steevast een keer aanwezig is. En Hendrik heeft in die vijftien jaar als cabaretier al een imposante serie programma's afgewerkt, zoals „Piep zei de muze", „Dat kan je in je zak steken", „Lief zijn voor de muis", „Het bleef nadien nog lang onrustig in de binnenstad", „Achter de wolken schijnt de WW", „Word ik nog gelukkig of hoe zit dat?". En dan nu: „Hendrik Oliebol zijn gemoed schiet vol". Hierin samen acterend met supersnelle medewerksters Petra Veen (zingt onder andere: „Mannen, die van mij houden, sterven jong") en Carry van der Horst (excelleert in „Pitpoes op Zandvoort"), dit alles muzikaal omlijst door gitaristpianist Adriaan van Dalen.
De kritieken: „Hennie Oliemuller demonstreert een onmiskenbare muzikaliteit en een even onmiskenbaar gevoel voor theater" (Nieuwe Zeister Courant). „Hennie Oliemuller is het type van de humoristische chirurg, de ontleder, die rechtstreeks doordringt tot de kern van de in dit opzicht is hij uitstekend op zijn plaats in de studentenstad Utrecht" (Tussen de Rails).

Selfkicker

Het liegt er allemaal niet om, maar Hendrik Oliebol is gebleven wie hij was: de kleine zelfstandige, de selfkicker, die z'n gasten van koffie voorziet, zelf de bühne betreedt en na afloop met een groepje stille bewonderaars nog even een gezellig pilsje drinkt in een bruin café. Een harde werker, die een handjevol mensen bij elke voorstelling wat anders probeert te bieden dan „de glazen lamp van 200 Watt in de huiskamer, waarop glazen poppetjes elkaar achterna rennen om elkaar de hersens in te slaan".
Zijn repertoire: „Frits Jan, de laatste corps-student" of het gevoelige liedje: „Als wij een huisje zouden vinden. Vijf kamers voor jou, vijf voor mij. Een zaaltje voor jouw advocaat en een voor mijn advocaat. En een ophaalbrug om jouw familie buiten te laten".
Lachen is 't geblazen, als heer Oliebol over het voetbalelftal van de C.O.C. (de vereniging van homofielen) zingt. „Dat elftal is onverslaanbaar, als je weet wat ik bedoel, want we liggen met z'n elven in het doel". Noemt de doelman van de tegenpartij: „een dot van een keeper".
Wat Nederland ook alweer vergeten is, is dat Hendrik met zijn cabaret in 1973 in het Belgische Heijst de eerste prijs won in het jaarlijkse humorfestival. „We kwamen, zagen en overwonnen door meteen keihard uit te pakken", verklaart hij dat succes.

Verliefd

De vijftien jaar op het Utrechtse podium - met vrijwel wekelijks een optreden in het land - zijn lang niet altijd gemakkelijk geweest voor Hendrik Oliebol, vooral niet in de tijd, dat hij als jongeman nog wel eens verliefd was.
„Ik heb een keer helemaal in de war op het podium gestaan, toen m'n verkering net verbroken was en ik opeens dat meisje in de zaal zag zitten".
Hij is nog eens een aantal jaren getrouwd geweest, maar dat liep op een scheiding uit. Hij heeft nu een lieve vriendin en stelt: „Het is wel nodig, dat ik mijn gekkigheid op het toneel kwijt kan, anders kan een vrouw niet met mij leven. Anders wordt zo'n meisje gek van de grappen en grollen, waaronder ze bedolven wordt. Ik heb ervaren, dat vrouwen het hélemaal niet zo leuk vinden om de hele dag zo'n komische druiloor om zich heen te hebben".
Vandaar dat heer Oliebol zich vooral op het podium ontlaadt. Dat is trouwens ook beter dan om zoiets in een normale werkkring te doen. Oliebol bezocht na het behalen van zijn MULO-diploma diverse kantoren en zijn onbedwingbare behoefte „om altijd gek te doen" leverde toen al merkwaardige situaties op.
Zo liep kantoorbediende Oliemuller al veelvuldig met een prullebak op z'n kop langs de burelen. Hij moest in die tijd brieven van de directeur overtypen, die bijna niet te lezen waren. Op een dag klopt hij op de deur van die directeur, treedt binnen en zegt onbewogen: „Blabbablablablablablab". De directeur verwonderd: „Wat zegt u?" Oliemuller „Blabbablablablablavlablabalab".
Directeur geïrriteerd: „Wat zegt u?" Oliemuller „Ik spreek net zo duidelijk als u brieven schrijft".

Bedrijfskomiek

Hendrik Oliebol werpt zich nu op als kruisvaarder voor de humor in het bedrijfsleven. „Verschrikkelijk, zo weinig als er daar gelachen wordt", roept hij verontwaardigd, „terwijl vele mensen daar hun hele leven bijna doorbrengen. Maar bij vele bedrijven wordt de humor gewoon niet gepikt. De mensen zijn er bang om te lachen, kennelijk uit angst voor hun positie of voor een loonsverhoging. Mijn voorstel: laat elk bedrijf een bedrijfskomiek aanstellen. Via een stilzwijgende afspraak met een geschikt personeelslid: een vrolijke commies of een referendaris of zo. Kortom iemand, die tot taak heeft de boel af en toe eens goed op stelten te zetten".
Hendrik Oliebol gaat zelf rustig verder met lachen. Binnenkort weer met „Hendrik Oliebol zijn gemoed schiet vol". Eerst winkelen met zijn vriendin tot een uur of vier, dan naar het theater om zich te concentreren.
„Je moet op zo'n avond helemaal jezelf zijn, maar dan wel in de derde versnelling. Ik wil elke keer opnieuw exploderen".

terug naar Hennie Oliemuller

Deze pagina is bijgewerkt op