25 juli 2011
Provinciale Zeeuwse Courant op het web

Koning van de Nederlandstalige volksmuziek

In Memoriam
1917-2011
Johnny Hoes

Johnny Hoes was het boegbeeld van de Nederlandtalige muziek als maker van duizenden nummers en ontdekker van veel artiesten.

Een typische Triviantvraag: Wat was in de jaren zestig de best verkochte Nederlandstalige plaat? Voor het geval die vraag ooit langskomt is hier het antwoord: ‘Och, was ik maar bij moeder thuisgebleven’ van Johnny Hoes.
Met dit nummer uit 1961 verkreeg de Rotterdamse Limburger die zaterdag op 94-jarige leeftijd overleed nationale bekendheid. Toen hij het lied uitbracht - er werden 450.000 exemplaren van verkocht - timmerde hij echter al ruim tien jaar aan de weg als tekstschrijver. Niet lang nadien groeide Hoes uit tot de koning van de Nederlandse volksmuziek, met een eigen platenproductiemaatschappij waar honderden zangers en zangeressen onder contract stonden. De Zangeres Zonder Naam, de Heikrekels, Doe Maar, Normaal, Frank Boeijen, Henk Wijngaard en de Vlaming Eddy Wally werden door hem ontdekt en groot gemaakt. Maar ook een lange lijst van carnavalszangers en regionale artiesten die uitsluitend in Zuid-Nederland of België bekendheid genoten, vonden bij hem onderdak. Ook was Hoes in de jaren zestig tot en met tachtig de bron van heel wat grammofoonplaatjes met ‘schuine’ nummers. Maar ook scoorde hij een wereldhit met De Vogeltjesdans. Hoes schreef ongeveer 5000 liedjes en bracht platen en cassettebandjes uit van zo’n 1500 artiesten. En jaarlijks leek het bij hem gouden en platina platen te regenen.
Johnny Hoes werd op 19 april 1917 geboren in de Rotterdamse wijk Katendrecht. Hij mocht naar de HBS, waar hij op z'n eindexamen een 9 voor Nederlands haalde. Al jong was hij gefascineerd door Amerikaanse liedjes. Midden jaren dertig vormde Johnny zelf met vier vrienden een zangkwartet. Tijdens de mobilisatie van 1939 werd hij als militair in het Midden-Limburgse Tungelroy bij Weert gelegerd. Om de stemming erin te houden organiseerde hij voor zijn medesoldaten feestavonden, waarbij hij zelf met een gitaar optrad. In die periode leerde hij ook z'n latere echtgenote Jacqueline kennen, de dochter van de lokale kastelein, met wie hij in het najaar van 1944 in Weert ging wonen. Voor de Amerikanen, Canadezen en Britten die destijds Zuid-Nederland bevrijdden, organiseerde Johnny in ruil voor voedsel en chocola dansavonden.
In 1948 opende Johnny Hoes in Weert een winkel met grammofoonplaten en muziekinstrumenten. Enkele jaren eerder was hij begonnen met het schrijven van cowboy- en jodelliedjes. Met vriend Jan Hendriks trad hij daamee op onder de naam De twee Jantjes. De doorbraak kwam in 1952, toen de populaire Eddy Christiani, die goede connecties in België had omdat hij daar in de laatste oorlogsjaren had gewoond en gewerkt, Johnny's lied Zeemanshart in handen kreeg. Hij zong het voor de radio en het werd een hit.
Kort daarna brachten ook Willy Alberti en Max van Praag het nummer op de plaat uit.
In 1954 richtte Hoes een eigen muziekuitgeverij op, Benelux Music, waarmee hij teksten en muziek van hemzelf en anderen verhandelde. Kort daarna mocht hij komen werken bij Phonogram, de platenuitgeverij van Philips, waar hij scout werd voor nieuwe zangtalenten. Zo ontdekte hij in 1957 Mary Servaes, die al snel als Zangeres Zonder Naam (een vondst van Johnny) met liedjes van Hoes furore maakte. Ook zongen ze samen duetten. Kort daarna veroverden andere aankomende artiesten als Anneke Grönloh en Ria Valk met teksten van Hoes de platenmarkt. In 1961 beklom Hoes met ‘Och was ik maar...’ zelf de hitladder. In 1963 richtte Hoes een eigen platenmaatschappij op: Telstar. In het Brabantse Budel liet hij een voormalige bioscoop ombouwen tot opnamestudio. Zijn eerste grote succes was ‘Waarom heb jij me laten staan?’ in de uitvoering van De Heikrekels. Ook een knaller was in die tijd het Feyenoordlied ‘Hand in hand, kameraden’ van Jacky van Dam, dat overigens niet door Hoes was geschreven. Enkele jaren later zette Feyenoordfan Hoes het nummer zelf nog een keer op de plaat, maar voor de concurrentie draaide hij z’n hand evenmin om: het Ajax-lied ‘Op een slof en een ouwe voetbalschoen’ was van Hoes, evenals de clubsongs van Sparta en PSV.
In 1965 kreeg hij van de Vara zijn eigen muzikaal tv-programma ’N Lach & N Traan Show’. Ook had hij in de jaren zestig een verzoekplatenprogramma voor de KRO-radio, met Nederlandse liedjes.
In eerste instantie werden de platen van Telstar nog elders geperst, maar in 1973 kreeg Hoes alles zelf in de hand. In Weert opende hij zijn eigen muziekpaleis: een studio, een productielijn voor platen en cassettebandjes, een drukkerij voor platenhoezen en een distributiecentrum. Er waren geregeld glorieuze momenten, zoals het wereldwijde succes van het door Hoes geproduceerde instrumentale nummer De Vogeltjesdans. Een klap voor Hoes was de ruzie die hij in 1976 kreeg met de Zangeres zonder Naam. Het conflict draaide erop uit dat zij Telstar de rug toekeerde en het daarop volgende bittere juridische gevecht maakte de verwijdering nog groter. In de jaren tachtig kwam zijn platenbedrijf door de opkomst van de cd even in een diep dal terecht. Bovendien overleed in die periode zijn vrouw. In de jaren negentig sloeg een dochter de hand aan zichzelf en aan het begin van de nieuwe eeuw stierf z’n andere dochter. In 2004 spanden enkele kleinkinderen een (vruchteloos) proces tegen de toen al 87-jarige opa Hoes aan, waarin zij de rechten op diens liedjes opeisten. „Toch ben ik altijd een optimist gebleven,” zei Hoes kort daarna. „Mijn motto is: Wees kinderlijk, maar nooit kinderachtig. Ik bezit nog steeds de nieuwsgierigheid van een kleuter. Dat houdt mij op de been.” Heel lang behield Hoes de leiding over zijn bedrijf, maar gaandeweg droeg hij die over aan zoon Adri-Jan. Zijn laatste levensjaren bracht hij in Knokke door.

terug naar Johnny Hoes

Deze pagina is bijgewerkt op