Brabants op het web

Gerard van Maasakkers werd in 1949 geboren te Nuenen, als oudste in een hoveniersgezin van zes kinderen. Tegenwoordig woont hij in Budel. Sinds 1978 zingt Gerard van Maasakkers. Zijn eerste liedjes schreef hij in het Brabants, zijn eerste elpee is ’Komt er mer in’.

Door Patricia van Diessen

"Heel verwarrend. Mensen denken meestal dat ik actief bezig ben met het Brabantse dialect. Dat is niet zo. Ik maak gewoon liedjes. En dat gaat het beste in mijn oertaal. Dat is de taal zoals ik die met mijn vrienden praat. Dialect is voor mij niet het doel. Het is het middel waarmee ik het mooist onder woorden kan brengen wat ik denk en voel. Ik zoek niet naar het mooiste woord in dialect. Wel naar de beste manier om me uit te drukken. Dat is in mijn oertaal, simpelweg omdat ik pas op school Nederlands heb geleerd. Nederlands staat verder van me af, zeker wat betreft gevoelszaken. Het is afstandelijker. Ook vaak makkelijker, maar meteen cliché. Zo is in het Brabants geen uitdrukking voor ik hou van jou. Het is moeilijker gevoelsdingen mooi onder woorden te brengen. In Brabant past ik hou van jou niet. Brabants is de ideale taal niet precies te zeggen wat je bedoelt. Brabanders zijn kanjers in verbloemen. Terwijl iedereen precies snapt wat bedoeld wordt. De Brabantse woordenschat is niet zo groot. Ik moet met minder woorden mezelf uitdrukken. Toch wel opmerkelijk dat er voor gevoelszaken weinig woorden zijn in het Brabants. Taal is de spiegel van de volksaard. Niet dat Brabanders daardoor kille mensen zijn. Het zijn geen rechtstreekse mensen en ze laten niet graag het achterste van hun tong zien.
In het begin van mijn carrière zong ik veel platter dan nu. Met de tijd is mijn dialect behoorlijk vervlakt. Na ongeveer tien jaar dialect zingen stapte ik over naar het Nederlands. Ik voelde het juk van wat het dialect vertegenwoordigde in Brabant. Het staat vaak synoniem voor nostalgie. Er zijn veel oude Brabantse woorden, die niet meer gebruikt worden in het dagelijkse leven. Die gebruik ik dan ook niet in mijn liedjes, het zijn museumwoorden. Ze roepen een wereld op die er niet meer is. Mensen attenderen me regelmatig op oude spullen. Bijvoorbeeld liedjes uit het begin van de vorige eeuw die ze thuis hebben liggen. Ze gaan er vanuit dat ik daar wel iets mee wil. Maar daar heb ik niks mee. Ik ben geen wandelend museum dat actief het Brabantse dialect propageert. Ik wilde verder. Dat vonden de meeste mensen maar niks, ik was 'onze Gerard' niet meer. Dialect was toen een beperking voor mij. In Brabant werd ik gevraagd om mijn dialect, in andere provincies om mijn muziek. In hoe Brabant met dialect om gaat onderscheidt het zich echt van andere provincies. In Limburg of Drenthe is dialect meer geïntegreerd in het dagelijkse leven. Daar wordt tot in de hoogste kringen dialect gepraat. In andere provincies was meer met dialect mogelijk op muzikaal gebied. Lekkere muziek waarbij dialect een meerwaarde was. Rowwen Hèze uit Limburg en Skik uit Drenthe zingen ook niet over hoe gezellig het vroeger was. Typisch is ook dat we in Brabant hoofdzakelijk een ouder publiek hebben. Gelukkig verandert dat. Misschien zien mensen langzaam in dat ik geen nostalgie te bieden heb.
In Amsterdam praat ik minder dialect dan in Budel. Mijn liedjes zing ik echter altijd op dezelfde manier. Dat kan ook niet anders. Een liedje klopt niet meer als ik het in het Nederlands zou zingen. Ik pas mijn liedjes niet aan aan mijn publiek. Ik krijg weinig reacties over dat ik in het Brabants zing. Laatst bracht ik met een stel Nederlandse collega's een hommage aan Bram Vermeulen. Ik deed dat als enige in het dialect. Niemand zegt daar iets van. Dialect is voor hen gewoon een variant, een andere taal.
Ik word heel pissig van commentaar op iemand die dialect spreekt. Zoals een verslaggeefster op televisie. Dialect bepaalt juist eigenheid. Het gaat er toch om dat je verstaanbaar bent? Mensen zijn geen verlengstuk van de Randstad. Alsof dat de norm is. JW Roy, met wie ik samenwerk, komt uit Brabant en woont al een hele tijd in Amsterdam. Iemand vroeg eens waarom dat niet hoorbaar was. Hij snapte de vraag niet eens. Het is zo vanzelfsprekend dat mensen hun eigen taal houden.
Neerkijken op dialect wordt wel minder. Ook is het Brabantse gevoel van eigenwaarde toegenomen, zeker de afgelopen twintig jaar. Brabanders komen meer op voor zichzelf.
Brabant heeft altijd enorm open gestaan voor invloeden van buitenaf. Het is een echte doorgangsprovincie. Groningen, Zeeland en Limburg zijn veel meer uithoeken. Brabant had te weinig in de gaten dat de eigenheid wegebde.
Brabanders hebben aan zichzelf te wijten dat er lang op ze is neergekeken. Ze verontschuldigden zich vaak voor hun afkomst. Het gevoel 'tsja, wij zijn maar Brabanders, weten wij veel' leefde sterk. Het besef van eigenwaarde komt in kinderkopjesvorm terug. Misschien wel te laat. Als je tegenwoordig bij een pittoresk pandje de hoek omgaat, zit je op een industrieterrein. Brabant is een van de meest industrialiserende provincies van Nederland. Dat verhoudt zich moeizaam met behouden van culturele waarde. Als het een hard groeit, holt het ander hard achteruit. Het is jammer dat de afgelopen vijftig jaar zo veronachtzaamd met het dialect is omgegaan. En dat het gevoel van eigenheid niet gepaard is gegaan met een onvoorwaardelijke trots op cultuurgoed en helden. In Brabant heerst echt een ja, maar-cultuur. We zijn trots op Pieter van den Hoogenband, maar toch hebben we wel iets op of aan te merken. Ik ben ook niet trots op het feit dat ik Brabander ben. Ik weet simpelweg hoe het werkt in Brabant. Ik ken het. En ik heb dezelfde volksaard als de Brabanders.
Provinciaal dialectbeleid is een twijfelachtig onderwerp. Belangrijk is dat mensen overtuigd zijn van hun eigenheid en eigenwaarde. Dit zou het speerpunt moeten zijn in elk Brabants beleid. Er moet vastgelegd wat er is aan taal, zodat deze te herleiden is. Verder kunnen we alleen kijken hoe de taal zich ontwikkelt. En niet tegen de klippen op gaan behouden, dan wordt Brabant één groot openluchtmuseum. Omroep Brabant zou veel meer muziek in het Brabants mogen draaien. Toen ik ze daar eens op aansprak, was hun reactie 'maar we kunnen niet altijd jou draaien'. Dat kan toch niet."

terug naar Gerard van Maasakkers

Deze pagina is bijgewerkt op