de Volkskrant op het web

ALLES VOOR HET KLOTEBANDJE

[interview] Rowwen Hèze

Het is aan het plein aan de spoorwegovergang, was de aanwijzing voor de ontmoeting - het plein dat eindelijk eens fatsoenlijk is bestraat nadat zo'n beetje alle omliggende kerkdorpen al lang aan de beurt waren geweest; die van America schimpen graag op het gemeentebestuur in Horst.
De locatie is feitelijk wat meer achteraf gelegen, tussen de bakker en wat vroeger een meubelzaak was. In een zaal staat het instrumentarium opgesteld: een elektronisch drumstel, versterkers en standaards voor de gitaren, een bosje microfoonhengels. Een lange tafel is gevuld met computerschermen.
Maar in zoiets prozaïsch als een nieuwe oefenruimte laat twintig jaar texmex, polka en breekbare ballades uit De Peel zich natuurlijk niet samenballen. Wat heet. Er is een jubileum-cd, samengesteld door de fans. De single De Peel in Brand, nota bene het eerste nummer dat de band in de eigen taal uitvoerde, haalde in opgefriste versie de hitlijsten en evenaarde het succes van Bestel Mar en De Neus Umhoeg. In november waren er drie dampende concerten voor de streek in een feesttent op de wei. In februari doet de band twee keer de Heineken Music Hall aan. Intussen loopt de reprise van de theatertournee Andere Wind. De bestanddelen, overal en altijd: een zuigende accordeon, een klaterende trompet en onverhuld dialect uit Noord-Limburgs veenland.
Jack Poels (48) - zanger, gitarist, maar bovenal liedjesschrijver - zwiert op de fiets tot voor de deur van de pas betrokken uitvalsbasis. Ze moesten onlangs na vijftien jaar hun zaaltje bij een verzekeringskantoor verlaten, dat ze nog zelf hadden bekleed met gipsplaten. Binnen overziet hij de attributen, tot en met de kopie van de stamtafel uit Boëms Jeu, het café even verderop langs het spoor, en het stapeltje dozen met Rowwen Hèze-bier. `Als je dit zo ziet, ben ik er eigenlijk nog steeds verwonderd over. De formule is niet uitgewerkt.'

`De jongens hebben het over een huwelijk. Maar de meeste huwelijken halen de twintig jaar niet eens. Ik kan er over meepraten. Misschien is het het fanatisme. We zijn fanatieke jongens. Niets ontziend, bijna. Alles moest wijken voor dat klotebandje. Dat was niet altijd uit te leggen. We hebben onze banen opgegeven. Er zijn relaties door gesneuveld.
`We communiceren de hele dag. Als je in een huwelijk niet meer praat, houdt het op. Dus we praten. We vergaderen. Het is een bedrijf met zes bazen. Het gaat over alles. Die computers hier, doen we het met e-mail of is intranet nodig? Gebruiken we printpapier of off-set? Doen we een extra concert in de Heineken Music Hall? Er waren er drie voor, drie tegen. Uiteindelijk zes voor. Met volle overtuiging. Er geldt slechts één ding: het bandje heeft altijd gelijk.
`Er zijn kritieke momenten geweest. Twee jaar geleden waren we op. Moegestreden. We lieten de teugels vieren, er was niemand meer die de boel aanjoeg. We zijn met een mental coach in zee gegaan, in een huis in Noord-Frankrijk. Daar hebben we ergernissen uitgepraat. Waarom zit jij er altijd doorheen te praten? ja hoor eens, bij jullie krijg ik later de kans niet meer, Dat soort dingen. Maar echt spijkerhard zijn we niet tegen elkaar. Het is een beetje op z'n Limburgs. Een beetje langs een omweg, en gelijk aangeven hoe het verder zou kunnen. Maar tegelijkertijd geldt ook dat we elkaar maar weinig complimenten geven.
`Wat ontbrak, was een kluif waarin we onze tanden kunnen zetten. De geschiedenis bewijst dat het nodig is. Het is zo gegroeid. Eerst waren we bekend in de kroeg. Toen kwam de krant. Daarna de radio. We kwamen op tv. Kijk maar naar de lijst optredens. We begonnen in de buurt. Toen volgde Limburg, Brabant, en dan verder. We stonden op Pinkpop. We gingen naar Roskilde. Daarna toerden we langs theaters. Nu is er de Heineken Music Hall. Volgend jaar willen we matineeconcerten gaan doen met plaatselijke fanfares. Buitenop het veld of op het plein, op zonnige dagen, met een bruisende bierkraan. Laten zien dat fanfares niet duf en versleten zijn. Zo is er telkens wat.
`Tent of theater? Het antwoord is de combinatie. Maar ik hoor het de laatste tijd wel vaker in de band: theater is wel lekker. Comfortabel, goed geluid, schone toiletten, verstaanbare tekst. Zelf zeg ik: de tent, daar gebeurt het echt. De rauwe emotie. Eén op één. Een schreeuw wordt meteen beantwoord. Van je afbijten, eroverheen. Als je verslapt, maken ze je af.
`We hebben het ook gered tot hier doordat we nooit onderdeel vaneen hype zijn geweest. Nooit hebben we geprobeerd op een rijdende trein te springen. Het is wel geprobeerd. De platenmaatschappij wilde me eerst losmaken van de band. Rowwen Hèze, een kluizenaar die hier vroeger leefde, dat was een naam van niks. Los Limbos, dat klonk veel beter. We zijn nergens op ingegaan. Stronteigenwijs zijn we dan.'
De eerste schemer in het Griendstveen dempt het wit van duizend berken. Op veel plekken zijn alleen nog stammetjes over, wankel overeind in troebele plassen. Het is het land dat Poels toch in de genen zit, en dat soms zo maar op papier en schijf belandt. Goud, zegt hij, daarin hoor je het.

Kalde wind 't vruust vannacht/dat hebbe ze vurspeld/kalde wind en elk geluid dat galmt oaver 't veld/ en 's merges heugt 't liege licht oaver 't luie land/ 't harde wit bevroare land/heer is vul mier an de hand.

Neem de boerderij hier rechts, De Zwarte Plak. De familie Poels verborg tijdens de oorlog hier onderduikers in de stallen, joden en piloten. Een bordje `Opgepast, mond- en klauwzeer' hield de bezetter weg. Vandaag blijven de bewoners zelf, nog altijd familie, liever op afstand. Een vitrage voor het raam beweegt kort. Voor Jack Poels is het genoeg. `Die geschiedenis wordt altijd wat weggemoffeld. De Poelsen hebben weinig met een heldenrol' Hij heeft wel over de oorlog en de naweeën ervan geschreven, in De Zwarte Plak.

't giet altied door/vroage oaver spiet en schuld/vroage wie 't beste af is/di met 'n hart of di niks vult.

`In het boek over ons jubileum, Kilomeaters, zeg ik dat ik tegenwoordig minder schrijf over wat ik meemaak. Maar als ik terugkijk; stel ik vast dat ik dat nooit zo heb gedaan. De liedjes gaan wel over mij, maar ook weer niet. Toen ik in scheiding lag, voor het verschijnen van Dageraad, weet ik dat de jongens dachten dat de toekomst van de band gevaar liep. Dan zaten ze in de oefenruimte maar tegen mijn brede rug aan te kijken en ik hoorde ze denken: wanneer breekt hij. Het is nooit gebeurd. De teksten staan net ver genoeg bij mij vandaan. Daardoor hoef ik nooit door de knieën op het podium. Ik ben nu bezig met een liedje over jaloezie, ik ben nogal jaloers aangelegd. Maar dan gaat het niet over mijn ervaringen, maar dan beschrijf ik het fenomeen als een persoon op wie ik mijn gevoelens projecteer. Zie je? Het is niet direct.
`Als ik begin, wil ik altijd een vrolijke plaat maken. Soep van gistere wordt gezien als zelfspot van een vrijgezel, maar ik begon er echt aan met het idee om iets over eten te schrijven. Ik woonde na mijn scheiding in een kil flatje in Venray en ik miste de geur van versgemaakte soep. Maar er sluipt altijd weer wat melancholie in. Het is de neiging om vrolijkheid als alleen maar vrolijkheid te zien.
`Droefenis en feest, ballade en drinklied; het ligt niet ver van elkaar. De zeggingskracht verschilt niet veel. je moet eens zien wat er gebeurt op de eerste rijen inde tenten waar we spelen, Mensen op de knieën die huilend de teksten meezingen. Het lijkt wel een religieuze ervaring. Ik kan er slecht naar kijken, ik ontloop de adoratie liever. Maar een minuut later vliegt het bier weer doomde lucht.'
'Ik heb er geen last van als teksten anders worden opgepikt dan ik bedoel. Het beeld van een ander hoeft niet mijn beeld te zijn. Bestel mar is goed meezingen, maar het gaat wel over losers die niks beters te doen hebben dan de hele dag te zuipen. Natuurlijk speelt mee wat de Duitsers de exotenbonus noemen. Je kunt er niet precies de vinger opleggen. Maar ik exploiteer dat niet, daar hoef ik in de buurt echt niet mee aan te komen.
`De eerste versie van een liedje is vaak langzaam. Maar met de band erbij gaat het tempo subiet omhoog. We houden zo van die ritmes. Tweekwartsmaat, polka, de wals. Het zijn de tempi van de fanfare. je bent ermee opgegroeid; Sint Caecilia hier, is twee keer wereldkampioen geweest Vroeger speelde ik veel rock, ik was zo'n beetje de Keith Richards van De Peel. AC/DC, Thin.Lizzy, ik vond het geweldig. Maar die ritmes echt beheersen is me niet gelukt. Je bent het zelf niet.
'Een van onze vorige programma's sloten we af met een schlager. Rosamunde. Daniël Lohues van Skik was geweest. Hij zei na afloop: wat zitten we hier toch te doen met de blues en Louisiana en de swamps. Het is hoempa! Het is fucking Rosamunde!'

Een bedevaartsoord is café Boëms Jeu niet te noemen. De jongens van Rowwen Hèze drinken er op een vaste avond een biertje. Maar verder? Hoge krukken rondom tafels, een tafelvoetbalspel, in een hoek het biljart. Achter de tap staat Nathalie Derix. Er komen geregeld fans over de vloer, vertelt ze. Om die toch wat ter wille te zijn, hangt er een kast met oorkondes van de groep. Maar er blinken ook de bekers van de carnavalsvereniging in de categorie `open wagens' en een touwtrekwedstrijd (vierde plaats).
Het is wel hier zo'n beetje begonnen. Poels had Niks Stront Niks geschreven. De tekst hekelde het gemeentebestuur in Horst. Daar werd dankbaar de toeristenbelasting van twee bungalowparken in America geïnd, maar er iets voor terugdoen, ho maar. America was goed genoeg voor de vuilstort. De aanklacht ging de carnavalsvereniging De Turfreiers te ver. Als Rowwen Hèze wilde spelen op hun feest in de Bondszaal, dan moest het maar instrumentaal. Kom dan maar hier, had Nathalie's vader Jan gezegd. De rel kwam in de krant. Van Gewest tot Gewest kwam langs. Het zat bomvol: Vandaag blijft Poels liever buiten. `Ga maar. Ik hou er niet zo van interessant te doen, om de gids te spelen.'

Ik geloof niet dat ik hier nog weg ga. Ik weet het: ergens in het jubileumboek staat dat het mijn gave is iets bijzonders te maken van een dorp waar in werkelijkheid geen ruk te beleven is. Het is eenvoudig, dat klopt. Maar je moet het zien, je moet het horen. Mijn vriendin woont nog in Amsterdam, in Bos en Lommer. Als je daar het café binnenstapt, is het onderscheid met hier echt niet zo groot, hoor. Iemand zegt ook: Poels hoeft een keer de gordijnen open te doen en hij heeft weer een liedje. Dat klopt wel. Eén zin, één woord en het begint te ratelen.
`Ik geloof toch dat het dorp iets heeft. Jan Philipsen, de bassist, en Tren van Enckevort, onze accordeonist, komen uit Sevenum en die zeggen het ook: wat hier kan, kan nergens anders. Het dorp is goed in organiseren. Of het nu voor de toneelvereniging is, de Vrije Spelers, of voor Sint Caecilia; alles gaat uit de kast. Een tribune in het bos voor de opvoering van Midzomernachtsdroom? De aanplant is al begonnen. Een berg zand voor het stuk De Gouden Helm? De volgende dag ligt-ie er. Misschien komt het wel door die achterstelling, althans zo wordt het wel gevoeld.
`Maar ik voel me geen ambassadeur van America, of De Peel, of Limburg. Welnee. Voor mij is er in het dorp niet zo veel veranderd, ook niet na twintig jaar. Als ik bij de Spar loop, is het: hoi! Ja, alleen na concerten hier, zullen ze er wel iets over zeggen, als ze me aan de bar treffen. Maar dan zijn het twee zinnen, hooguit. Meer hoeft het niet te zijn.'

terug naar Rowwen Hèze
Deze pagina is bijgewerkt op