de Volkskrant op het web

Gé Reinders maakt er 'n 'sjone avond' van

De zalen worden groter en voller. En niet alleen in Cuijk en Roermond. Kort geleden lag Amsterdam aan zijn voeten - en werd hij direct voor een serie in de grote zaal van Bellevue vastgelegd. Na een lange aanloop zweeft Gé Reinders (1953), en de landing lijkt nog niet in zicht.
Eigenlijk is het geen gewone sprong, maar een hinkstapsprong. In de eerste fase, in de jaren zeventig, was Reinders een veelbelovende zanger die met zijn Engelstalig materiaal zelfs een duet met Rita Coolidge wist af te dwingen. Maar de verkoopcijfers stokten. Het enige Limburgse liedje op zijn tweede Engelstalige cd kreeg de meeste aandacht in de pers. Dat maakte de overstap makkelijker van 'de taal van zijn pubertijd en van Dylan'naar de enige taal waar hij echt een gevoelsband mee heeft. Het popcircuit werd verruild voor het theater.
Hij werd de held van Zuid-Limburg met cd's als As 't dr op aan kump en Truuk nao aaf. Provinciegenoot Toon Hermans raakte zo gecharmeerd dat het tweetal een tijdje innig muzikaal heeft samengewerkt. Op de terugweg van de eerste werkafspraak vertelde Reinders de treinconducteur opgetogen dat hij een plaat ging produceren voor Toon Hermans. Hij werd bekeken alsof hij zojuist had geroepen dat hij Napoleon was. Nu verovert Reinders de rest van het land.
Hij is verbaasd. Vorig jaar nog werd een aandoenlijk persbericht verstuurd, waarin zonder enige ironie, alleen met trots, werd medegedeeld dat theater De Verbeelding in Purrnerend was uitverkocht en dat er een tweede persing op komst was van de cd D'n Hoaf.
Van een Limburgs minderwaardigheidsgevoel wil Reinders niets weten. Er zitten ten slotte 'Sudeten-Limburgers' door het hele land, en dat is in de zalen goed te merken. Maar verbaasd is hij nog steeds. Gisteravond Emmeloord, vanmiddag een live-optreden voor Radio Noord-Holland en vanavond in Zaandam.
Dat was vijf jaar geleden wel anders. Boekingskantoren, muziekuitgeverijen en platenmaatschappijen toonden geen enkele interesse. Ook niet toen hij het Engels voor het Limburgs had verruild. Voor regio-rock leek er wel een markt, maar 'de snelle mannen van het grote geld' zagen niets in die subtiele, introverte Limburgse liedjes over een fietstochtje met vader, het beschermde gevoel in de tuin (d'n haof) of andere kleine overpeinzingen.
Tijdens zijn vele reizen door Amerika had hij bewondering gekregen voor de niet-zeuren-mentaliteit. En hij besloot het op de Amerikaanse manier te doen. 'Ik had geen zin om te bedelen. Ik ben gewoon naar de bank gegaan en heb er zelf geld ingestoken. Als je geld van een bekende krijgt, zet je onnodig de persoonlijke relatie op het spel.' Nu staat de teller van D'n Haof zonder enig marketingbudget op elfduizend verkochte exemplaren en vroeg de platenmaatschappij die hem kort geleden nog negeerde of de hit Blaosmuziek op een verzamel-cd mocht worden opgenomen.
Reinders geniet van het succes, maar houdt voorlopig zijn baan als muziekdocent aan een school voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen. Op school voelt hij telkens weer hoe sterk muziek is, en hij blijft erdoor in het goede ritme van elke ochtend om zeven uur opstaan. Zo hoeft hij ook geen lucratieve klusjes aan te nemen waar hij eigenlijk geen trek in heeft.
Hij genoot van de tournee met Jan Marijnissen ter promotie van zijn boek. Na twee proefoptredens viel Reinders voor de voorman van de Socialistische Partij, die op zijn beurt plezier beleefde aan een nummer als Op de bank in Belsj, waarin Reinders de Nederlanders bekritiseert die hun spaargeld naar België loodsen.
In zijn huidige voorstelling Nooit nieks zitten wel een paar maatschappijkritische speldenprikken, maar de sfeer is heel gemoedelijk en aangenaam. Het publiek zingt mee, en praat tegen Reinders, die er een intiem feestje, 'een sjone avond', van maakt. Toon Hermans zei over Reinders: 'Wat hij doet, is het mooiste wat er in het theater bestaat: hij doet namelijk helemaal niks - en dat is het mooiste, maar tegelijk ook het moeilijkste.' Reinders snapt wat de meester bedoelt. 'Als ik om kwart over acht opga, ben ik in een roes. Die is opgebouwd. Ik ga niet eten met de groep, want dan wordt het te gezellig. Tussen half 6 en 7 uur slaap ik. Ik heb altijd een bedje bij me. Als ik dan alleen in het theater wakker word, ga ik over het podium, rennen, touwtje springen, opdrukken, en dan inzingen. Dan ben je als de voorstelling begint helemaal warm, in een roes, en dan lijkt het allemaal makkelijk.' Met Toon Hermans deelde hij het Limburgse gevoel voor sjaele zeiver: gewoon slap kletsen over onzin. Reinders hanteerde in de samenwerking drie regels: Hij praatte alleen met Toon, en niet met managers of familie. Reinders wilde door de platenmaatschappij betaald worden en niet door Toon, want iedereen die voor hem werkte vond hij na verloop van tijd een klootzak.' En Reinders bracht zijn eigen muzikanten en technici mee.
Op dat laatste punt is het uiteindelijk na een paar projecten stukgelopen. Aan de laatste (postuum uitgekomen) cd van hermans heeft reinders niet meer meegewerkt, omdat er andere mensen werden bijgehaald. Voordat de twee weer hadden bijgelegd, verklaarde Hermans de wegloper nog voor gek en raadde hij zijn jonge collega zelfs een psychiater aan. Die had en heeft Reinders niet nodig. Hij heeft zijn muziek.

Nooit nieks, 5/1 De Harmonie, Leeuwarden, 6/1 De Lievekamp in Oss, tournee.
terug naar Gé Reinders

Deze pagina is bijgewerkt op