TOAL EN TAIKEN

TIEDSCHRIFT VEUR GRUNNEGER KULTUUR

Toal en taiken
op het web

SPAIGELPROATJE

Joop van den Bremen

Rients Faber

Wat heeft het Gronings dat het Nederlands niet heeft? Die vraag is actueel omdat steeds vaker niet-Groninger zangers Gronings kiezen voor hun liedteksten. Nu is er weer het poëziepopduo Krödde dat een cd uitbracht met ook een drietal opvallende Groningstalige nummers. Het lied Duuster bereikte zelfs de dertigste plaats in Alle 50 Goud van RTV-Noord. Rients Faber is de man achter die Groninger teksten en vertelt hoe zoiets groeit.

De eind-dertigers Rients Faber en Bart Corporaal werken in ‘Stad’ maar wonen in Ten Post. Ze kwamen elkaar tegen in het bestuur van het dorpshuis. “Ik denk dat het ongeveer anderhalf jaar geleden begonnen is. Voor een dorpsfeest hebben we met zijn tweeën een soort festivalletje georganiseerd.” Ze kenden elkaar nog niet zo goed maar dat veranderde snel bij een gezamenlijk kopje koffie. “Ik pakte de gitaar erbij en liet wat liedjes horen die ik had geschreven. Toen sloeg bij wijze van spreken de muzikale vonk over.” De ontmoetingen leverden niet lang daarna een duo op. “Met zijn tweeën zijn we begonnen bij elkaar thuis. Gewoon oefenen en kijken. Bart had al heel veel muziek liggen en schrijft alleen Nederlandstalig. Ik had wat Groninger nummers.” Rients speelt gitaar maar gebruikt die eigenlijk alleen om te componeren. “Bart is een echte muzikant. Als ik bij hem kom met een tekst en een muziekje en dat neurie, dan speelt hij binnen een paar minuten gewoon datgene wat ik in mijn hoofd heb.”
De naam voor het duo, Krödde, was snel gevonden. “Bart kijkt uit op het kombord van Kröddeburen. Dat is aan de andere kant van de weg en ook een stukje Ten Post. Daar woonde vroeger het arme volk, krödde, onkruid.” Het tweetal maakte veel nieuwe liedjes. “Op den duur had ik het idee, we moeten er ook wat mee doen. Toen hebben we een en ander opgenomen en op YouTube gezet. Dat is ook bij Radio Noord terechtgekomen. Daar werd gevraagd: ‘Goh hebben jullie eigenlijk een cd?’. Dat was het begin van een creatief proces richting een cd.” Daarna maakten ook andere muzikanten hun entree. Abe Agema was de eerste gitarist. Jorgen Middel was bassist en volgde hem op. Arjan Schepenaar werd de nieuwe bassist en Jan Jut de drummer. Op de cd speelt Bart Corporaal de drums in.
Corporaal en Faber houden van een theatrale aanpak. De Groninger liedjes klinken daarbij iets meer ontspannen dan de Nederlandstalige en ademen wat meer warmte uit. “Laatst zei een collega tegen mij: ‘Die Groningse liedjes komen zo dichtbij. Ze worden gezongen in de taal waar ik mijn gevoel in uit. Omdat die Groninger liedjes exact in die taal zijn, spreken ze me heel erg aan en raken ze me ook het diepst’.”

Rients Faber werd in ‘Stad’ geboren. “Mijn ouders komen uit Friesland. Die zijn hierheen verhuisd voor mijn geboorte. Ik voel mezelf geboren en getogen Groninger. Ik heb een keer vanuit de grap een Gronings nummer geschreven om op zoek te gaan naar mijn roots. Ben ik nou meer een Fries of meer een Groninger? Ik voel mij echt Groninger ondanks het feit dat er bij ons thuis geen Gronings werd gepraat. Er werd altijd ABN gepraat tegen ons. Onderling spraken mijn ouders Fries.”
Schrijven in het Gronings lag dus niet echt voor de hand. Rients Faber schrijft echter vanuit zijn gevoel. Bij Daanzen in de regen was dat het gevoel van een zoon met een bejaarde, demente moeder. “Daarover nadenkend ontstaat zo’n tekst. Ik had het lied geschreven maar dacht ‘ik ben geen Groninger en ga het ook niet in het Gronings doen’.” Vertalingen in het Engels en het Nederlands klonken fraai maar niet zo goed als het origineel. “Op den duur hadden we zoiets van ‘wat wie ook zegt, het maakt ons niet uit. Wij doen gewoon een paar Groningse nummers die we mooi vinden op de cd’. En wat blijkt: Dat wordt heel erg gewaardeerd. Ik ben blij dat we hebben vastgehouden aan ons eigen gevoel. Toen ik Daanzen in de regen aan mensen liet horen, zeiden ze ‘daar zit zoveel gevoel in’. Dat is de reden geweest waarom ik verder ben gegaan met dat soort liedjes.”
“Het mooie van het schrijven van liedjes in het Gronings is, dat ik met de teksten naar mijn schoonouders kan gaan ter controle. Dat binnen echte Grunnegers. In het begin hadden zij en ook ander Groningers zoiets van: ‘Dat most nait doun, man. Dat kin nait’. Maar als ik nu kom met een tekst dan wordt dat toch wel gewaardeerd en zijn ze hartstikke trots.” Er vinden dan discussies plaats over oud- en nieuw-Gronings, over woorden, rijm en metrum. “Op die manier overleg ik vooral met mijn schoonmoeder en dan rolt de tekst er eigenlijk wel uit.” Daarna gaat die naar Fré Schreiber. “Fré heb ik ontmoet bij Radio Noord. We hebben e-mailadressen uitgewisseld en dat is prettig bij hem: de dichterlijke vrijheid die je in je teksten hebt, wordt behouden.”
Dan volgt voor Faber het moeilijkste deel: de uitspraak. “Als je een Frans of een Engels liedje zingt, dan hoor je daar niemand over. Maar als je zingt in het Gronings, dan vallen mensen daar heel snel over. ‘Mor jong, dat kin nait’ en ‘bist ja gain Grunneger, man’ en ‘most nait in t Grunnegs zingen goan.’ Maar dat kun je oefenen en leren. In het begin was ik daar niet zo serieus mee. Wat er op de cd staat is ook niet voor 100% goed uitgesproken. Duuster hadden we al opgenomen. Daar spreek ik niet alles goed uit. Tja, dan ga je niet meer terug maar met de andere nummers wil ik het wel goed. Nu wordt het veel serieuzer.”
Duuster gaat over wakker liggen en peinzen. “Alles komt ’s nachts veel zwaarder over dan overdag. Je bent ergens over aan het nadenken. Je komt niet meer uit die gedachte. Het wordt hartstikke zwaar, vooral als je iemand verloren hebt. Over die sfeer, daar gaat het dus eigenlijk over.” “Slooten bouk verhaalt over een onbereikbaar verlangen. “Je ziet iemand lopen en denkt dat ze verdriet heeft, alleen je durft er niet op af te stappen. Je vraagt je af wat zit er achter die triestigheid. Je zou wel op haar af willen stappen maar zou niet weten hoe. Daar gaat het eigenlijk over. Onbereikbare liefde.”
“Wat ik heel erg mooi vind aan het Gronings en de Groninger, is dat hij nuchter is. Je krijgt een heel sterk met-de-beide-benen-op-de-grond-gevoel bij Groningers. Er is niet snel een Groninger die zegt ‘dat heb je leuk gedaan’. Als je een keer een schouderklopje krijgt, ‘dat doen jullie leuk’, dat is al heel wat. Die nuchterheid dat vind ik heel mooi. Dat heeft ook met de taal te maken. Als ik mensen Gronings hoor spreken, dan denk ik: ‘O, dat valt best een beetje mee, hoe zwaar het ook is. De Groninger kan dat heel mooi zeggen. Bijvoorbeeld Ede Staal met zijn nummer één hit: ‘Het het nog nooit zo duuster west of het wordt altied wel weer licht. Je buurman zou het kunnen zeggen: ‘Ach, ‘t komt aal weer goud, jong. Mok die nait zo drok!
Het is duidelijk. Rients Faber heeft het Gronings te pakken en het Gronings hem. Op de Dag van de Groninger Muziek, eind januari, bevestigde Lianne Abeln zijn aanpak. “Ze vertelde dat ze eigenlijk ook niet in het Gronings is opgevoed. Dan denk je: ‘Tjonge, mensen die zo prominent aanwezig zijn in het Groningse muziekcircuit en dan toch in het Gronings willen…”
Rients Faber en Bart Corporaal zijn gemotiveerd. “We hebben alweer nieuwe liedjes geschreven.” Ook nieuwe Groninger liedjes. ‘t Komt aal goud.

Waterlijn € 12,00 (On Our Own Records, www.krodde.com)

terug naar Krodde

Deze pagina is bijgewerkt op