Dagblad van het Noorden op het web

COMMENTAAR

Leve de streektaal

Heeft de streektaal nog toekomst, vroeg de Stellingwerver schrijver Karst Berkenbosch zich zaterdag hardop af. Nee, antwoordde hij zelf meteen. Want zo lang ouders ervan afzien hun kroost het dialect bij te brengen, is de streektaal ten dode opgeschreven.
De stelling dat de rol van ouders doorslaggevend is voor het voortbestaan van de streektaal werd breed bevestigd. Plaats van handeling was een rondetafelgesprek, als onderdeel van het Reur!-festival in Emmen.
CDA-Kamerlid Sabine Uitslag zei het treffend: geld, nota's en beleid zullen de streektalen niet redden. Dat kan alleen thuis, in het gezin. Want wat jong niet geleerd wordt, wordt later niet gedaan.
De constatering van Berkenbosch is feitelijk juist. Nogal wat dialect sprekende ouders voeden hun kroost in het Nederlands op, dat algemeen beschaafd heet te zijn. Het gevoel is dat de kinderen het daar verder mee schoppen. Er zijn ouders die zelfs vrezen dat het dialect hun kinderen in de weg kan staan.
Toch is dat gegeven op zichzelf geen reden toe te geven aan pessimisme en de streektaal als stervend cultuurgoed aan haar lot over te laten. Op dit moment is het dialect immers een levend fenomeen, dat voor veel mensen belangrijk is. Bovendien groeit de cultuur van de streektaal. Er wordt geschreven, gedicht en gezongen. De muziek zorgt zowaar voor een kleine wederopstanding, zoals blijkt uit het succes van Reur!
Twee ontwikkelingen leiden tot een immer doorgaande standaardisering. De eenwording van Europa en de wereld die steeds kleiner wordt. Deze gelijkschakeling wakkert tegelijk een verlangen naar oorspronkelijkheid aan.
Dichters en vooral muzikanten vinden tegenwoordig hun eigen stem als ze in hun eigen taal en over hun eigen wereld zingen. Het publiek vindt herkenning in hun werk - en erkenning: Engelse liedjes, de Hilversumse 'r': het is niet echt, maar imitatie. De streektaal is nog een lang leven beschoren.

terug naar Karst Berkenbosch

Deze pagina is bijgewerkt op