De Nieuwe Dockumer Courant op het web

Troubadours zitten op één lijn

DOKKUM - Zijn ze afzonderlijk het beluisteren al meer dan waard, met z'n vieren zijn ze eenvoudigweg onweerstaanbaar: Piter Wilkens, Doede Veeman, Gurbe Douwstra en Jaap Louwes. Gelukkig stopten de stuk voor stuk bekende Friese troubadours na één gezamenlijke tournee niet voorgoed met hun 'jeu à quatre', waaraan zoveel 'sjeu' valt te beleven.

Dat bleek ook vrijdagavond weer in theater De IJsherberg in Dokkum. Daar waren niet alleen veel concertbezoekers een avondje uit, maar ook de troubadours zelf, getuige hun vol overgave gezongen woorden 'Wy brekke der ris efkes tuskenút' en 'Wat binne wy moai fuort, net?'.
De muzikanten begonnen hun gedeeltelijk vernieuwde programma in De IJsherberg met een nummer, waarin als het ware hun eigen succesformule ligt besloten, te weten 'Maten foar it libben'. Gedurende de eerste 'maten' van dit nummer zongen zij a capella meerstemmig en demonstreerden zij ten volle hun vocale collegialiteit. Qua tonaliteit weten de 'Grote Vier' kennelijk steeds een goed compromis te sluiten, want wanneer men binnen een nummer wisselt van solocouplet, geeft dat nergens problemen.
Iedere solist kan het stemtechnisch perfect aan, zodat niets een goede dictie in de weg staat. Deze is onontbeerlijk voor een goede verstaanbaarheid van de testen, die naast levenswijsheden 'Moarn is der wer in dei', 'Gjin twadde kear'), kritische kanttekeningen ('De Mobyltsjeblues'), vrolijkheid ('Merke') en humor ('De memmen by it stek') bevatten.
Alle getoonzette poëzie is zonder meer verrassend en dwingt tot luisteren, aan wiens brein ze ook ontsproten is en door welke artiest ze ook naar voren wordt gebracht. Behalve eigen nummers, zingen de troubadours tijdens hun gezamenlijke optredens nummers van elkaar. Wie van wie iets zong, werd vrijdagavond keurig aangekondigd. Zonder een dergelijke aankondiging - en zonder de nodige voorkennis - zou men de eigenlijke schepper van een product nauwelijks kunnen achterhalen. Zozeer zitten de artiesten qua ideeën op één lijn! Datzelfde geldt ook voor hun musiceren. Ieders stem doet het goed in eigen alsook andermans nummers en bovendien weet ieder, wat ek nummer instrumentaal behoeft. Is er sprake van vier gitaren, dan klinken die als één snarencollectief (waarbinnen Gurbe soms even solistisch zijn gang mag gaan) en verwisselt Doede zijn gitaar voor banjo, fluit, whistle of akkordeon, dan kleurt men alles tot een smaakvolle totaalklank, die Jaap af en toe nog met een snufje mondharmonicaspel verfraait.
De mondelinge las tussen de verschillende nummers neemt men bij toerbeurt voor zijn rekening. Deze zorgt voor een goed onderling contact op het podium en werkt sfeerverhogend op het publiek in de zaal. En maakt een foutje meer dan ongedaan. Zo werd bijvoorbeeld vrijdagavond de valse start van het nummer 'Trûbadoer' in een handomdraai verheven tot een onvervalst cabaretesk intro. De in dit nummer gebezigde woorden 'Dan dogge wy it oer' deed men in feite bij voorbaat al gestand. Door het in feestelijke zin oplopende programma met 'Noch mar ien' te beëindigen, zorgde men willens en wetens voor een open einde. "Noch mar ien en dan noch mar ien", riep een enthousiast publiek na afloop van het nummer. Het werd met twee plus 'noch mar ien' toegiften op zijn wenken bediend!

RENNIE VEENSTRA
terug naar de Fjouwer Trûbadoers

Deze pagina is bijgewerkt op