VOLKSLIED en VOLKSMUZIEK

Citaten (1921-1930)

terug Vorige blad



"Meermalen is de opmerking gemaakt,
zoowel door landgenoot als vreemdeling,
dat zoo weinig Nederlanders hun volkslied kennen."

Dr. P. Leendertz jr. ("Het Wilhelmus van Nassouwe", 1925)



"Niet het persoonlik-uitzonderlike, maar het allen gemeenzame
is voor de jeugdbeweging het belangrijke.
En vandaar dat in haar de oude volkskunst
tot nieuw leven kon worden gewekt,
want zij is haar wezens-verwant.
Vandaar de liefde voor het volks-lied, de volks-dans, het volks-spel."

Koos Vorrink, jeugdleider ("de Pinksterblom", najaar 1926)



"Het staat onomstotelijk vast dat
een goede muzikale ontwikkeling en een goede muziekbeoefening
alleen dan duurzaam en bevredigend kan zijn ,
als het volkslied in de meest uitgebreide betekenis
en in de meest verscheiden vorm,
er de grondslag van vormt."

Piet Tiggers, musicus (1929)



"Het is de plicht van hen die het kunnen, ons Volk bekend te maken
met onze Nederlandsche liederen, in onze schoone Moedertaal.
men moet ons Volk leeren, durven zingen."

Arnold Spoel (1930)



vooruit Volgende blad

begin pagina begin van deze pagina

terug Citatenmenu

home hand OLD FOLKS AT HOME PAGE
Deze pagina is bijgewerkt op: